zaterdag, januari 19, 2008

Verschillende zwaarden onder de Xiphophorus soorten, en Waarom???



Twee vrouwtjes Xiphophorus kallmani.
De laatste jaren is door onderzoek duidelijk geworden dat de voorkeur van het vrouwtje van grote invloed is op de paringskans die een mannetje heeft. De keuze van het vrouwtje wordt niet alleen door een intrinsieke voorkeur bepaald; ook omgevingsfactoren zijn van invloed.
Uit onderzoek bij guppen blijkt dat de vrouwtjes een voorkeur hebben voor mannetjes die uitgesproken kleuren, een grote staartvin of een groot lichaam hebben. Wanneer er een predator aanwezig is, vermindert deze voorkeur. Deze opvallende kenmerken zullen ook de aandacht van een predator trekken en hierdoor neemt het risico om opgegeten te worden voor het vrouwtje sterk toe op het moment dat ze met een zeer opvallend mannetje paart.

Foto boven: koppel Xiphophorus helleri speerstaart.

Bij zwaarddragers (Xiphophorus hellerii) is vastgesteld dat de vrouwtjes een voorkeur hebben voor mannetjes die groter zijn, een langer zwaard hebben of een zwaard hebben dat volledig gekleurd is.
Naar de invloed van omgevingsfactoren op de voorkeur van een zwaarddragervrouwtje is nog nauwelijks onderzoek gedaan. Johnson & Basolo (2005) onderzochten de invloed van een predator op de voorkeur die de vrouwtjes hebben voor mannetjes met een opvallend zwaard.

Xiphophorus montezumae, de mannen van dit soort hebben de langste staarten.

Voor het experiment werden zwaarddragers afkomstig uit de Savannah rivier in Belize genomen. Uit eerder onderzoek waarbij deze vissen waren gebruikt, was duidelijk geworden dat de vrouwtjes een sterke voorkeur hebben voor mannetjes met een langer zwaard. Om de invloed van predatoren te bepalen werd er gebruik gemaakt van video opnamen waarop beelden van de visetende cichlide Petenia splendida werden vertoond.

Foto Mannetje van Xiphophorus birchmani, enigste Xiphophorus zonder zwaard.
Uit het onderzoek werd duidelijk dat de vrouwtjes een herhaalbare voorkeur voor mannetjes met een langer zwaard hebben en dat deze bij aanwezigheid van een predator verdwijnt.
De mannetjes vallen voor predatoren ook meer op en zullen dus sneller als prooi worden gezien. Vrouwtjes die in zich in de buurt van het mannetje ophouden, zullen ook sneller door een rover worden opgegeten. De vrouwtjes hebben dan een veel grotere kans om vroegtijdig te sterven. Deze kans wordt volgens Johnson & Basolo (2005) mogelijk nog vergroot doordat het de fysieke aanwezigheid van het zwaard het misschien voor predatoren lastiger maakt om de mannetjes te verslinden en dat de vrouwtjes door de aanwezigheid van jongen in hun lichaam langzamer zijn.
Voor een vrouwtje is het een voordeel om te paren met mannetjes met een groter zwaard. Deze mannetjes zijn gezonder en hun nakomelingen zullen ook gezonder zijn en verder produceren deze mannetjes meer en beter sperma.

Een mannetje van Xiphophorus mayae, het grootste soort onder de Xiphophorussen.
Het vrouwtje moet dan ook een afweging maken tussen de voor- en nadelen voor een paring met een mannetje met een langer zwaard. Doordat de voorkeur van het vrouwtje bij gewijzigde omstandigheden veranderd, kan ze de op dat moment optimale keuze maken. Daarnaast heeft ze nog de mogelijkheid om spermapakketjes op te slaan, waardoor ze een langere periode kan profiteren van de paring met een mannetje met een lang zwaard. Hierdoor wordt ook duidelijk dat zowel mannetjes met een langer als een korter zwaard van belang zijn voor het voortbestaan in de natuur. Beiden hebben hun nut.

Het mannetje van Xiphophorus cortezi.
Literatuur:Jerald B. Johnson & Alexandra L. Basolo (2005) Predator exposure alters female mate choice in the green swordtail. Behavioral Ecology 5: 619-62
Twee mannetjes in een Genus, Groot en klein Xiphophorus multilineatus.
Maar ook onder verschillende Xiphophorus soorten zijn verschillende de maten mannetjes te vinden, zo is het bekend dat onder bv Xiphophorus multilineatus 4 of 5 maten aanwezig zijn.
Foto boven Xiphophorus pygmaeus en dan de gouden vorm.
Xiphophorus pygmaeus, dit is ook een kleine zwaarddrager met een piep klein zwaardje.
Foto boven: een mannetje van Xiphophorus nigrensis.
Geschreven door Kees de Jong en Leo van der Meer.
Gefotografeerd door Leo van der Meer.

dinsdag, januari 01, 2008

Priapella olmecae

Priapella olmecae Meyer&perez, 1990.










(Foto boven een koppel Priapella olmecae.)


Synoniem:

Geen.


Nederlandse naam:


Olmekene- blauwoogje.

Eerste beschrijving:M.K. Meyer&H.E. Perez (1990) Priapella almeca sp.n, a
new species from Veracruz (Mexico). Zoologische abhandlungen Staatliches Museum
Fur Tierkunde Dresden (12): 121-126.





(Foto boven koppeltje Priappela olmecae.)

Naamgeving:

Priapella-van het Griekse woord Priapus afgeleid, wat mannelijk geslacht betekent.
Olmeca-genoemd naar de Olmeken, een indianenstam die voor de komst van de Spanjaarden, tot ca. 425 v. Chr. Leefden in de huidige staten Veracruz en Tabasco in Mexico.

Verspreiding:
Deze soort heeft een klein verspreidingsgebied en komt slechts voor in een aantal stroompjes uit de los Tuxlas bergen in de staat Veracruz (Mexico). Deze stroompjes bevinden zich ten noorden van het Catemaco meer in de buurt van het plaatsje Playa Agua Fria. In 1996 bezocht Kees de Jong het gebied en na een rit van een half uur over een onverharde weg richting Playa Escondida kwamen we bij een stroompje aan waar de olmeken blauwoogjes zwommen. Het bezoek vond plaats aan het einde van de droge tijd en het stroompje was toen maximaal drie meter breed en zo een 80 cm diep, In de omgeving stonden veel bomen en deze zorgden voor zeer veel schaduw, De kinderen noemden dit stroompje de Rio de la Basura (rivier van het vuilnis).
De bedding bestond uit rolkeien en grote kiezels. Waterplanten waren niet aanwezig. Naast Chiclides werden ook nog verschillende levendbarende tandakarpers gevangen o.a Pseudoxip-
Hophorus bimaculatus, de groene zwaarddrager (Xiphophorus hellerii) en de molly Poecilia mexicana




Foto boven: Xiphophorus helleri.



Uiterlijk:
De soort heeft een hoge lichaamsbouw en een bovenstandige bek. De ongepaarde vinnen bezitten een fraai oranje rand. De eerste indruk is dat het lichaam niet fraai gekleurd is, maar bij een juiste lichtinval heeft het een paarsblauwe glans. De iris is, net als bij de andere leden van het genus Priapella, op het kieuwdeksel bevindt zich een blauwe vlek. De mannetjes hebben vanaf de staartwortel tot aan het gonopodium een kiel aan de onderkant van het lichaam. Deze kiel bestaat uit opstaande schubben. De fraaie kleuren maken de soort tot de mooiste vertegenwoordiger van het genus.




De andere soorten van het genus Priapella:

(Foto boven Priapella intermedia.)




Priapella intermedia (Alvarez,1952) :
Dit soort heeft de grootste verspreidings gebied namelijk 2000 km in de
bovenloop van het noordelijke deel van het Rio Coatzacoalcos
tot het Rio Papalopan stroomgebied Mexico.
Dit visje heeft een lengte van ongeveer mannen 4-5 cm en
Vrouwen 5-6,5 cm.



































(foto boven een koppel Priapella compresa)




Priapella compresa Alvarez,1948:

Dit soort is alleen bekend uit twee verschillende stromen van Rio Michol, onderdeel van het Rio Grijalva stroomgebied in Chiapas
Mexico.
Dit visje heeft een lengte van ongeveer mannen 3,5-4,5 cm
vrouwen ongeveer 6-7 cm.




(Foto boven vrouw Priapella olmecae.)


Priapella olmecae Meyer en Perez,1990.
Dit soort komt slechts voor in een aantal stroompjes uit de Los
Tuxtlas bergen in Venacruz Mexico.
Dit visje heeft een lengte van ongeveer 6 cm.

Priapella bonita (Meek,1904).
Dit soort is afkomstig uit de bovenloop van de Rio Tonto,onder-
deel van het Rio Papaloapan stroomgebied Mexico.
Nadat de soort is beschreven,zijn er nooit meer excemplaren
Van deze soort gevangen en er is dan ook nauwelijks iets over
bekend.

















































(foto boven Priapella chamulae).


Priapella chamulae Schartl,Meyer&Wilde,2006.
Dit is het nieuwste soort dat onlangs beschreven is,dit soort
Wordt alleen aangetroffen in de boven stroom van Rio Tacotalpa
En de Rio Pichucalco in de staat Tabasco (Mexico).
Dit visje heeft een lengte van ongeveer 5 cm.




Foto boven nog een foto van een vrouw Priapella olmecae.
Grootte:


Priapella olmecae worden ongeveer 6 centimeter groot, de mannetjes worden enkele centimeter kleiner.

Verzorging en kweek:
Ik heb dit soort verschillende keren geprobeerd te houden, helaas lukte mij het zeer moeilijk om ze op langer termijn in leven te houden.
waarschijnlijk komt dit omdat Priapella soorten moeilijke eters zijn, dit komt doordat ze het voedsel van de oppervlakte moeten weg halen.
Ook hebben ze erg veel behoefte aan een flinke stroming in het aquarium, die de hele dag aanhoudt Priapella`s zwemmen erg graag tegen deze stroming in.

Priapella`s hebben net als alle Xiphophorus soorten erg veel behoefte aan levend voedsel, dit geeft natuurlijk erg veel problemen bij veel verschillend levend voedsel dat erg snel naar de bodem zakt.
Ook de lengte van het aquarium was bij mij een groot probleem, omdat ze voortdurend zwemmen, hebben ze natuurlijk wel een groot aquarium nodig minimaal 100cm lang, in ieder geval een groot oppervlakte.

Sommige palentarium houders hebben Priapella soorten in het palentarium zwemmen, in het palentarium krijgen ze weinig diepte, ongeveer 50 cm maar wel een groot zwem oppervlakte meer dan 100cm.
Ook is het erg belangrijk voor Priapella soorten om in een groepje van enkele vissen te zwemmen, het liefst van verschillende grootte`s.
Priapella`s eten erg graag hun jongen op, dus is het beste om het zwangere vrouwtje op precies het juiste moment apart te zetten, en in een afzonderlijk aquarium de jongen geboren te laten worden.
Ik zag vaak bij Kees de Jong dat hij de vrouwtjes apart zetten in een groot aquarium speciaal voor dit doel ingericht, in dit specifieke aquarium had Kees erg veel planten en ander matriaal waar de jongen zich voor hun moeder kunnen verstoppen.
Ook houden Priapella`s niet van een te hoge temperatuur de beste temperatuur is rondom de 23 graden celsius, dit gaf mij natuurlijk`zomers een zeer groot probleem boven in de flat waar ik woon, waar het erg snel erg warm is.
Ik heb dit soort ook buiten geprobeerd te houden helaas lukte dit bij mij niet.

Ik wil nog iets beschrijven over de balts die best wel apart genoemd mag worden, tijdens de balts zwemmen de mannetjes zigzaggend voor hun partner langs, zodat beide zijden van het lichaam aan het vrouwtje worden getoond. De vinnen worden dan gespreid en het gonopodium af en toe naar voren wordt gedraaid. Indien het vrouwtje bereid is om te paren, blijft ze in het water hangen, zodat het mannetje haar kan bevruchten. Hierbij wordt bijna een koprol gemaakt, waarbij de kop in de richting van het achterlichaam van het vrouwtje komt. Vrouwtjes die niet bereid zijn om te paren, zwemmen weg of drukken zich tegen de bodem aan.

Het aantal jongen dat per worp geboren word ligt rond de 25 stuks, helaas zijn sommige jongen beschadigt aan de zwemblaas, die daardoor uiteraard niet goed kunnen zwemmen. Deze kunnen het beste meteen worden verwijderd uit het aquarium.
De jongen kunnen meteen worden gevoerd met artemia-nauplien en ander klein levend voer. Zodra de jongen groot genoeg zijn kan er worden begonnen met wat groter levend of diepvries voer. In deze fase is het van zeer groot belang om de jongen goed enm zo vaak mogelijk te voeren. Net als de volwassen vissen eten ook de jonge nauwelijks van de bodem, Het is daarom aan te raden om wat andere aquarium bewoners op de bodem te laten zwemmen bv. Corydorassen die het voedsel dat op de bodem valt op te eten.Uiteraard wordt het aquarium erg snel troebel en vuil hierdoor is het noodzakelijk om vaak water te verversen.
Liefst iedere week 1/3 van al het aquarium water, dit komt de groei en ook de voortplanting ten goede.
Om de groep op een langer termijn in stand te houden, zullen er regelmatig verschillende vrouwtjes apart gezet moeten worden. Hierdoor houdt men de genetische variabiliteit goed en sterk, als men dit niet doet komt op den duur alles van het zelfde vader en moeder dier en worden er minder en vaak ziekelijke jongen geboren.




Foto boven Priapella olmecae koppeltje.




Voedsel :
Ik blijf het in ieder stuk dat van mijn hand afkomt herhalen dat Xiphophorus soorten erg veel levend of diepvries voedsel nodig hebben, dat uiteraard zo afwisselt mogelijk dient te zijn, bij dit genus is het van zeer groot belang dat het voedsel niet direct naar de bodem verdwijnt.
Johan Ezeman heeft hier al eens eerder over geschreven, onder het stukje Priapella intermedia
terug te vinden op mijn site` April 2007.
Johan Ezeman laat steeds enkele bv rode muggen larven per stuk naar dce bodem vallen, zodat zijn vissen het voer steeds kunnen pakken en kunnen bereiken, in ieder geval niet alles in een keer naar de bodem laten vallen maar zeer geleidelijk.
Als men deze techniek steeds toepast, kan men verschillend diepvries en of levendvoer aan de vissen geven.
Ik zal een kleine opsomming geven, uiteraard al het levend voedsel wat er in de handel verkrijgbaar is zoals: rode,witte en zwarte muggen larven, artemia,cyclops en watervlooien, kleine vliegjes zonder vleugels die ook aan reptielen worden gegeven erg leuk om te zien hoe ze deze van het oppervlakte grijpen.
De jongen groeien het snelst en het gezondst op als men meerdere keren per dag kleine hoeveelheden voedsel aanbied, dit voedsel kan bestaan uit artemia nauplien, tropische infuus, encytreeen enz.
Het is zeker aan te raden om er wat vissen in te zetten die de bodem op ruimen zoals bv Corydorassen, kreeftjes en garnaaltjes (uiteraard de wat grotere soorten).
Als men de jongen goed voert zijn ze ongeveer na 6 maanden geslachts rijp het duurt echter meer dan 1 jaar voor ze volledig uit gegroeid zijn en zich op hun mooist aan u kunnen tonen.

Nog wat opmerkingen:
Het genus Priapella wordt als een zustergenus van Xiphophorus gezien, dit houdt in dat beide eenzelfde voorouder hebben.
Uit onderzoek van Basolo (1995) bleek dat de vrouwtjes van de olmeken blauwoog voorkeur hebben voor mannetjes met een (kunstmatig) zwaard. Een voorkeur die ze delen met de zwaarddrager vrouwtjes en die waarschijnlijk afkomstig is van hun gemeenschappelijke voorouder.
In een vervolgonderzoek van Basolo & Delaney (2001) werd duidelijk dat de voorkeur voor een zwaard niet alleen voor de vrouwtjes geldt. Ook de mannetjes blijken voorkeur te hebben voor een partner met een kunstmatig zwaard. Schartl,Meyer & Wilde (2006) hebben DNA onderzoek gevoerd op de soorten uit het genus Priapella. De resultaten hiervan toonden aan dat de olmekenblauwoog het nauwste verwant is aan Priapella intermedia.




Literatuur:
A.L. Basolo (1995):Phylogenetic evindence for the role of a pre-existing bias in a sexual selection.(259):307-311
A.L. Basolo (2002):Congruence between the sexes in pre-existing receiver responses. Behavioral Ecology (6): 832-837
A.L. Basolo &K.J. Delaney (2001): Male biases for male characteristics in females in Priapella almecae and Xiphophorus helleri. Ethology (107): 431-438
K.de Jong (1998): De fraaiste Priapella:Priapella olmecae.
Meyer&Perez,1990. Poecilia Nieuws (3):40-46
K.de Jong (2001)De olmeken-blauwoog Priapella olmecae.
Het aquarium (5):146-149
D.Lambert (1996): The beautiful blei-eyes. Poecilia Nieuws (5):130-132
M.Schartl, M.K. Meyer&B.Wilde (2006) Description of Priapella chaumulae sp.N.-a new poeciliid fish from the upper rio Grijalva system,Tabasco,Mexico (Teleostei:Cyprinodontiformes:Poeciliidae). Zoologische Abenhandlungen (55):59-67.




Foto`s Leo van der Meer.

Geschreven door Kees de Jong en Leo van der Meer.