maandag, juli 21, 2008

Enige gedachten bij het voeren van levendbarende.

Enige gedachten bij het voeren van levendbarenden.

Foto boven: Allodontichtys tamazulae Turner 1946,

Dat het mogelijk is om vissen tegenwoordig gevarieerd te voeren, blijkt ook uit het vorige artikel van Wim Steinhoff. Het meeste voer is tegenwoordig eenvoudig te krijgen en het zelf vangen of kweken van voer is niet meer noodzakelijk. Er is volop variatie in droogvoer te koop en dit kan worden aangevuld met een grote diversiteit in diepvriesvoer. Dit is voor de meeste soorten meer dan voldoende. Op enkele voedselspecialisten, zoals het levendbarende snoekje (Belonesox belizanus) na, is mijn ervaring dat diepvriesvoer door alle soorten wordt gegeten.
Jarenlang heb ik mijn vissen altijd uitermate gevarieerd gevoerd met grote hoeveelheden hoogwaardig voedsel. Dit staat echter in schril contrast met de situatie in de natuur.


Foto boven: Poecilia caucana Steindacher 1880.


Een blik in een willekeurig watertje in het land van herkomst van de door ons in het aquarium gehouden vissen maakt duidelijk dat daar niet veel voer beschikbaar is. De vissen zijn in de natuur dan ook het grootste deel van hun tijd kwijt met het vinden van voedsel. Vooral de omnivore soorten, bijvoorbeeld zwaarddragers, molly’s en Ameca splendens, zijn de hele dag bezig met het afgrazen van stenen om voldoende binnen te krijgen. Hun relatief lange darmen zorgen er voor dat ze veel voedingsstoffen uit het beschikbare aanbod kunnen halen. Deze situatie is niet te vergelijken met de situatie in het aquarium. Hier wordt af en toe voer met een hoge voedingswaarde gegeven en daardoor heeft de vis in enkele minuten genoeg voedingsstoffen binnen.
De soorten die gespecialiseerd zijn in dierlijk voedsel hebben in de natuur ook meer tijd nodig om voldoende voedsel te krijgen. In het aquarium krijgen ze tijdens het voeren in een korte tijd veel meer voedingsstoffen binnen dan in de natuur.
Ook wordt de hoeveelheid voer in de natuur nog bepaald door de seizoenen. Het aanbod insecten en hun larven, maar ook kleine jonge visjes, is sterk seizoensgebonden. Onderzoek naar de darminhoud bij carnivore Goodeïden, met een kort darmstelsel, toonde aan dat deze vissen zich afhankelijk van het aanbod ook lange tijd met plantaardige kost tevreden stellen.
Ook de samenstelling van het voer in het aquarium en in de natuur is logischerwijs verschillend. Het door ons aangeboden voer komt in dezelfde samenstelling in de natuur niet voor.

Samenvattend is het zo dat er duidelijke verschillen zijn tussen het voedsel en de tijd die nodig is voldoende binnen te krijgen in de natuur en het aquarium.


Foto boven :Limia nigrofasciata Regan 1913
Het verschil tussen de voedingswijze in de natuur en het aquarium heeft gevolgen voor de vissen. In de eerste plaats zijn de vissen in de natuur veel meer tijd kwijt met het vinden van voldoende voedsel. Onderzoek van Kelly et al (2006) naar Ameca splendens toont aan dat in de natuur 70% van de tijd wordt besteed aan het vinden van voedsel en in het aquarium slechts 7%. Dit heeft invloed op het gedrag. Aquariumstammen van deze soort blijken agressiever dan de natuurlijke populaties.
Aquariumvissen zullen een voorkeur hebben voor hoogwaardig voedsel indien dit wordt aangeboden. Dit is voor hen de meest efficiënte manier om voedsel binnen te krijgen. Op de lange duur kan dit gevolgen hebben voor de soort in het aquarium. Mogelijk verdraagt de soort dit hoogwaardige voedsel niet op de lange termijn en is zij mogelijk niet in staat om zich over meerdere generaties in het aquarium te handhaven.
Het continue aanwezig zijn van hoogwaardig voedsel in het aquarium kan er ook toe leiden dat de voortplantingsperiode wordt verlengd. Indien er in de natuur onvoldoende voedsel is, wat vaak in combinatie met een lagere temperatuur voorkomt, zal de soort zich niet voortplanten. Door het ontbreken van deze rusperiode in de voortplanting komen de vissen minder tot rust en dit verkort hun levensduur.

Toen ik enkele weken geleden bij Latsy Nyari was, vertelde hij dat het extra voeren met allerlei vormen van hoogwaardig diepvriesvoer volgens hem helemaal niet nodig is. Af en toe wat extra’s is meer dan genoeg. Zijn ervaring is dat de basis prima uit vlokkenvoer kan bestaan.

Foto boven :Xiphophorus milleri Black, Rosen 1960


De laatste tijd probeer ik rekening te houden met bovenstaande punten bij het voeren van mijn volwassen vissen. Sommige soorten krijgen een langere periode minder hoogwaardig voer, zoals vlokken op plantaardige basis. Alleen soorten die ook na enkele dagen geen vlokkenvoer eten krijgen diepvries of levend voer. Dit voer ik dan wel minder. Iedere dag meerdere keren voeren lukt mij niet. Twee keer per dag is voor mij het maximaal haalbare. Ik probeer me wel aan te leren om het voer dan op verschillende plekken in het aquarium te strooien. Dan moeten de vissen er nog wel een eindje voor zwemmen. Gezien de lengte van een aquarium is dit mogelijk niet van invloed, maar het is in ieder geval beter dan altijd maar op dezelfde plek voeren.

Door bovenstaande wordt het voeren van levende watervlooien ook interessanter. Ik was hier de laatste jaren niet zo actief mee, omdat deze nauwelijks voedingswaarde bevatten. Dit hoeft dus eigenlijk niet zo’n probleem te zijn. De levende watervlooien zorgen er in ieder geval voor dat de vissen iets voor hun kostje moeten doen.


Foto boven: Neonheterandria elegans, Henn 1916.


Voor jonge vissen hanteer ik een andere aanpak. Deze krijgen bij mij de eerste maanden hoogwaardig voer zoals Artemianaupliën. Om goed te kunnen groeien is dit noodzakelijk. Verder is de relatieve darmlengte bij jonge vissen kleiner, waardoor ze minder voedingsstoffen uit laagwaardig voedsel kunnen halen.

Of bovenstaande op de lange termijn tot gezondere vissen in mijn aquarium weet ik nog niet. Dit laat zich moeilijk beoordelen. Ik ga het in ieder geval voorlopig eens vol houden en kijken wat de resultaten zijn.
Mochten andere leden andere ervaringen of beelden hebben, dan lees ik dit graag in een volgend nummer van Poecilia Nieuws.


Foto boven: Girardinus metallicus, Poey 1854

Literatuur:J.L. Kelley, A.E. Magurran & C. Macías García 2006. Captive breeding promotes aggression in an endangered Mexican fish.Biological Conservation (133):169-177
Tekst :Kees de Jong.
Foto`s: Leo van der Meer.