dinsdag, oktober 14, 2008

Enige gedachten bij het voeren van levendbarende tandkarpers.

Enige gedachten bij het voeren van levendbarenden.


Foto boven :koppel Light Bleu Top Sword Endler.


Dat het mogelijk is om vissen tegenwoordig gevarieerd te voeren, is bij de meeste aquarianen wel bekend.
Het meeste voer is tegenwoordig eenvoudig te krijgen en het zelf vangen of kweken van voer is niet meer noodzakelijk. Er is volop variatie in droogvoer te koop en dit kan worden aangevuld met een grote diversiteit in diepvriesvoer. Dit is voor de meeste soorten meer dan voldoende. Op enkele voedselspecialisten, zoals het levendbarende snoekje (Belonesox belizanus) na, is mijn ervaring dat diepvriesvoer door alle soorten wordt gegeten.

Foto boven: Phallichthys tico.

Jarenlang heb ik mijn vissen altijd uitermate gevarieerd gevoerd met grote hoeveelheden hoogwaardig voedsel. Dit staat echter in schril contrast met de situatie in de natuur.

Een blik in een willekeurig watertje in het land van herkomst van de door ons in het aquarium gehouden vissen maakt duidelijk dat daar niet veel voer beschikbaar is. De vissen zijn in de natuur dan ook het grootste deel van hun tijd kwijt met het vinden van voedsel. Vooral de omnivore soorten, bijvoorbeeld zwaarddragers, molly’s en Ameca splendens, zijn de hele dag bezig met het afgrazen van stenen om voldoende binnen te krijgen. Hun relatief lange darmen zorgen er voor dat ze veel voedingsstoffen uit het beschikbare aanbod kunnen halen. Deze situatie is niet te vergelijken met de situatie in het aquarium. Hier wordt af en toe voer met een hoge voedingswaarde gegeven en daardoor heeft de vis in enkele minuten genoeg voedingsstoffen binnen.
De soorten die gespecialiseerd zijn in dierlijk voedsel hebben in de natuur ook meer tijd nodig om voldoende voedsel te krijgen. In het aquarium krijgen ze tijdens het voeren in een korte tijd veel meer voedingsstoffen binnen dan in de natuur.
Ook wordt de hoeveelheid voer in de natuur nog bepaald door de seizoenen. Het aanbod insecten en hun larven, maar ook kleine jonge visjes, is sterk seizoensgebonden. Onderzoek naar de darminhoud bij carnivore Goodeïden, met een kort darmstelsel, toonde aan dat deze vissen zich afhankelijk van het aanbod ook lange tijd met plantaardige kost tevreden stellen.
Ook de samenstelling van het voer in het aquarium en in de natuur is logischerwijs verschillend. Het door ons aangeboden voer komt in dezelfde samenstelling in de natuur niet voor.

Foto boven: Man Ataeniobius toweri.

Samenvattend is het zo dat er duidelijke verschillen zijn tussen het voedsel en de tijd die nodig is voldoende binnen te krijgen in de natuur en het aquarium.

Het verschil tussen de voedingswijze in de natuur en het aquarium heeft gevolgen voor de vissen. In de eerste plaats zijn de vissen in de natuur veel meer tijd kwijt met het vinden van voldoende voedsel. Onderzoek van Kelly et al (2006) naar Ameca splendens toont aan dat in de natuur 70% van de tijd wordt besteed aan het vinden van voedsel en in het aquarium slechts 7%. Dit heeft invloed op het gedrag. Aquariumstammen van deze soort blijken agressiever dan de natuurlijke populaties.
Aquariumvissen zullen een voorkeur hebben voor hoogwaardig voedsel indien dit wordt aangeboden. Dit is voor hen de meest efficiënte manier om voedsel binnen te krijgen. Op de lange duur kan dit gevolgen hebben voor de soort in het aquarium. Mogelijk verdraagt de soort dit hoogwaardige voedsel niet op de lange termijn en is zij mogelijk niet in staat om zich over meerdere generaties in het aquarium te handhaven.
Het continue aanwezig zijn van hoogwaardig voedsel in het aquarium kan er ook toe leiden dat de voortplantingsperiode wordt verlengd. Indien er in de natuur onvoldoende voedsel is, wat vaak in combinatie met een lagere temperatuur voorkomt, zal de soort zich niet voortplanten. Door het ontbreken van deze rusperiode in de voortplanting komen de vissen minder tot rust en dit verkort hun levensduur.

Foto boven:een wildvang guppy uit Cayan.

Toen ik enkele weken geleden bij Latsy Nyari was, vertelde hij dat het extra voeren met allerlei vormen van hoogwaardig diepvriesvoer volgens hem helemaal niet nodig is. Af en toe wat extra’s is meer dan genoeg. Zijn ervaring is dat de basis prima uit vlokkenvoer kan bestaan.

Foto boven:Man Light Bleu Top Sword Endler.

De laatste tijd probeer ik rekening te houden met bovenstaande punten bij het voeren van mijn volwassen vissen. Sommige soorten krijgen een langere periode minder hoogwaardig voer, zoals vlokken op plantaardige basis. Alleen soorten die ook na enkele dagen geen vlokkenvoer eten krijgen diepvries of levend voer. Dit voer ik dan wel minder. Iedere dag meerdere keren voeren lukt mij niet. Twee keer per dag is voor mij het maximaal haalbare. Ik probeer me wel aan te leren om het voer dan op verschillende plekken in het aquarium te strooien. Dan moeten de vissen er nog wel een eindje voor zwemmen. Gezien de lengte van een aquarium is dit mogelijk niet van invloed, maar het is in ieder geval beter dan altijd maar op dezelfde plek voeren.

Door bovenstaande wordt het voeren van levende watervlooien ook interessanter. Ik was hier de laatste jaren niet zo actief mee, omdat deze nauwelijks voedingswaarde bevatten. Dit hoeft dus eigenlijk niet zo’n probleem te zijn. De levende watervlooien zorgen er in ieder geval voor dat de vissen iets voor hun kostje moeten doen.

Foto boven: Wildvang guppy uit Cayan.

Voor jonge vissen hanteer ik een andere aanpak. Deze krijgen bij mij de eerste maanden hoogwaardig voer zoals Artemianaupliën. Om goed te kunnen groeien is dit noodzakelijk. Verder is de relatieve darmlengte bij jonge vissen kleiner, waardoor ze minder voedingsstoffen uit laagwaardig voedsel kunnen halen.

Foto boven: twee vrouwtjes Phallichthys tico.

Of bovenstaande op de lange termijn tot gezondere vissen in mijn aquarium weet ik nog niet. Dit laat zich moeilijk beoordelen. Ik ga het in ieder geval voorlopig eens vol houden en kijken wat de resultaten zijn.
Mochten andere leden andere ervaringen of beelden hebben, dan lees ik dit graag in een volgend nummer van Poecilia Nieuws.


Foto boven: Man Ataeniobius toweri.
Literatuur:
J.L. Kelley, A.E. Magurran & C. Macías García 2006. Captive breeding promotes aggression in an endangered Mexican fish.Biological Conservation (133):169-177
Tekst: Kees de Jong.
Foto`s: Leo van der Meer.
De vissen zijn beschikbaar gesteld, door verschillende leden van Poecilia Nederland te weten:
Ataeniobius toweri Jan Klungers.(site`Vissen van de onderste plank
Over het houden en kweken van subtropische vissen)
Light Bleu Top Sword Endler (August van Rijn).
Wildvang guppy uit Cayan Johan Ezeman.

zondag, oktober 05, 2008

Jenysia onca Lucinda,Reis&Quevedo 2002.

Jenynsia onca Lucinda, Reis & Quevedo, 2002.



Synoniemen:
Geen.

Nederlands naam:
niet aanwezig.


Verspreidingsgebied:
De soort komt voor in het Río Ibicuí stroomgebied in Brazilië en het Río Negro stroomgebied in Uruguay.


Kenmerken:
Opvallend zijn de zwarte langwerpige tekening op het lichaam. Aan dit kenmerk dankt de soort zijn naam. Deze is afgeleid van het Portugese “onça”, een locale naam voor de jaguar. Het lichaam is langgerekt en de ogen zijn relatief groot. De buikzijde is lichter van kleur en kan een oranjegele glans hebben. Lucinda et al (2002) geven voor de vrouwtjes een maximale lengte van 4 cm en geven aan dat de mannetjes een cm kleiner blijven. Uit ervaring blijkt de soort echter groter te worden. De vrouwtjes kunnen wel 7 cm worden. De mannetjes blijven beduidend kleiner. Het uiterlijk van de mannetjes en vrouwtjes is identiek. Zwangere vrouwtjes zijn iets plomper van bouw. Mannetjes onderscheiden zich van de vrouwtjes door hun tot geslachtsorgaan gegroeide aarsvin (gonopodium). Ondanks de eenvoudige tekening is Jenynsia onca een aantrekkelijke soort.

Verzorging en kweek:
Er zijn nog niet veel ervaringen met het houden en verzorgen van deze soort omdat ze nog niet zo lang in de hobby wordt gehouden. In 2006 kreeg ik van G. Rickling uit Duitsland een aantal vissen van deze soort en onze ervaringen vormen de basis voor dit artikel. De soort kan in grote lijnen als een goodeïde worden verzorgd. De temperatuur moet niet het hele jaar constant worden gehouden. Een koelere periode van rond de 16ºC lijkt aan te raden. Tijdens de warmere periode kan de temperatuur stijgen tot 23ºC. Een hogere temperatuur is niet goed voor deze vissen. Regelmatig een groot deel van het water verversen is noodzakelijk. Al het aangeboden voer wordt gegeten, bij een hogere temperatuur zijn deze vissen stevige eters.

De kweek is niet zo eenvoudig. Af en toe worden er enkele jongen geboren die bij de geboorte 2 cm groot zijn. Het is mij gelukt om de jongen tijdig uit het aquarium met de grote vissen te halen om ze de eerste maanden apart op te kweken. Daarna kunnen ze weer bij hun grotere soortgenoten worden gezet. Mogelijk blijven er meer jongen over als de vrouwtjes apart worden gezet. Het maximale aantal dat ik nu uit de planten kon halen bedroeg 4. Het is lastig te beoordelen of de vrouwtjes bijna gaan werpen, ze worden tijdens de drachtigheidsperiode nauwelijks dikker. Ook worden heel zelden jongen geboren. Mogelijk gaat de voortplanting net als bij Jenynsia multidentata (Mai et al, 2007). Uit onderzoek naar een populatie uit de Patos lagune in Brazilië, blijken de grote vrouwtjes in de periode van september tot mei tweemaal jongen te werpen. De vrouwtjes die tijdens de eerste worp worden geboren planten zich binnen deze periode ook nog voort. Het gemiddelde aantal jongen per worp bedraagt bij die soort 30. Zoals te verwachten krijgen grotere vrouwtjes meer jongen dan kleinere. Zoveel jongen ben ik bij J. onca nog niet tegengekomen. Mai et al geven ook aan dat in de natuur bij J. multilineata meer vrouwtjes dan mannetjes voorkomen. Een verklaring hiervoor hebben ze niet.Het in standhouden van J. onca blijkt in het aquarium tot nu toe niet erg eenvoudig. Naast het feit dat er weinig jongen worden geboren, lijken de vissen ook niet erg oud te worden. Af en toe krijgen exemplaren een soort zweren en kwijnen dan weg. Hopelijk lukt het in de toekomst wel om deze soort flink te vermeerderen. Het is een aantrekkelijk vis die een groter publiek verdient.

Tekst Kees de Jong.
Foto`s Leo van der Meer