maandag, november 17, 2008

Guppen

Guppen, beginnersvissen voor de specialist.
Een guppy uit Cayan ( Johan Ezeman.)
De gup heeft de laatste jaren bij de gemiddelde aquariaan geen al te beste
naam. Vaak wordt dit visje hooguit als een beginnersvisje gezien. Op zich is
deze benaming logisch. De meeste aquarianen zullen de gup nog kennen als
een van de vissen waarmee ze zijn begonnen. Er was altijd wel iemand die
een aantal vissen over had en een deel van zijn guppen aan een beginner
wou afstaan. Je zou eigenlijk verwachten dat aquarianen toch enigszins trouw
zouden blijven aan het visje dat hun tijdens hun eerste schreden op het - af en
toe grillige - pad van het aquariumhouden zoveel plezier heeft geschonken.
Wie herinnert zich niet de vreugde en ook verbazing bij het zien van de eerste
guppy`s in zijn aquarium.
Een guppy uit Guyana.( Rob Starmans).
Al deze eerste ervaringen lijken voor de meesten echter snel vergeten en op veel aquariumverenigingen wordt dan ook gesproken van ‘levend voer’ wanneer het over de gup gaat. Iemand die na jarenlang aquariumhouden nog steeds met het houden en kweken van
guppen bezig is, wordt dan ook vaak enigszins wantrouwend bekeken.


Zwarte Endler Venuzuela ( Fred Poeser).
Toch zijn er aan het eenvoudige guppy een groot aantal aspecten die het tot
een interessante aquariumvis maken. In de loop der jaren zijn er grote
hoeveelheden guppen gekweekt en in deze periode is er nogal wat gebeurd
met de soort. Naast de vele interessante kweekvormen, waarop in het laatste
deel van dit artikel wordt teruggekomen, zijn ook andere aspecten aan de
gup de moeite waard om te noemen. Een aantal worden hier belicht.


Guppy uit Jamaica ( Johan Ezeman).
De eerste guppen :
In de beginjaren van de aquariumliefhebberij werd elke nieuwe import nog
als iets bijzonders beschouwd. Aan het eind van de vorige eeuw bestonden
er nog geen importfirma’s die de vissen met miljoenen tegelijk aanvoerden.
Het waren zeelieden die op hun reizen af en toe enige vissen als bijverdienste
meenamen. Natuurlijk overleefde een groot aantal van de vissen de reis
onder uiterst primitieve omstandigheden niet.


Guppy Trinidad ( Leo van der Meer).

In eerste instantie werden er voornamelijk eierleggende vissen geïmporteerd.
De eerste levendbarende vis werd in 1898 ingevoerd. In dat jaar kwamen de
eerste exemplaren van Phalloceros caudimaculatus naar Europa. Het feitdat zo’n klein visje levende jongen kan baren, was in die tijd, en niet alleen in
aquariumkringen, een regelrechte sensatie. Er ontstond dan ook snel een
enorme vraag naar deze soort. Voor dit visje werd dan ook een bedrag betaald
dat gelijk was aan het bedrag dat een gemiddelde fabrieksarbeider per jaar
verdiende.

Poecilia velifera (Kees de Jong).
Gezien de populariteit en het hoge bedrag dat er voor Phalloceros caudimaculatus
werd betaald, loonde het al snel de soort op commerciële basis te
kweken. Hierdoor kwamen levendbarenden voor iedereen beschikbaar. Ook
andere soorten levendbarende tandkarpers werden al snel ingevoerd. Enkele
andere soorten die rond de eeuwwisseling zijn ingevoerd, zijn: Gambusia
holbrooki, Cnesterodon decemmaculatus, Poecilia latipinna (de
zeilvintandkarper) en Girardinus metallicus (het metaaltandkarpertje).
De eerste gup werd in 1908 uit Venezuela geïmporteerd.


Yellow Top Sword Endler (Marco Hamerslag).
Vooral door zijn
fraaie kleuren was dit visje direct enorm populair onder aquariumliefhebbers.
Dat de soort over het algemeen niet moeilijk te kweken is, bleek al snel. In
december 1908 wordt er melding gemaakt van de eerste 12 nakweekguppen
in Duitsland. In de navolgende jaren volgt er nog een groot aantal importen.
Red Chest Endler (Marco Hamerslag).
Het feit dat de mannetjes per vangplaats erg van kleur kunnen verschillen en
het feit dat de vrouwtjes duidelijk anders van vorm en kleur zijn, heeft er voor
gezorgd dat er in eerste instantie een grote naamsverwarring heerste. Zo
was de wetenschappelijke naam voor guppen afkomstig uit Barbados
Girardinus poecilioides en werden de guppen uit Trinidad Girardinus
guppii genoemd. De naam guppy is een eerbetoon aan dominee ROBERT
JOHN LECHMERE GUPPY (1836-1916), die veel wetenschappelijk onderzoek op
Trinidad heeft gedaan. Zijn naam is op dit moment over de hele wereld
verbonden met deze kleine levendbarende tandkarper.
De naamsverwarring rond de gup speelde een groot aantal jaren. Het gaat te
ver om in dit artikel alle synoniemen te vermelden. Uiteindelijk werd als correcte
wetenschappelijke naam Poecilia reticulata PETERS 1859 geaccepteerd.


Poecilia wingei Venuzuela (Marco Hamerslag)


Men noemt ze ook wel Black Bar Endler .
Verspreiding:
Het oorspronkelijke verspreidingsgebied van de gup loopt van het noorden
van Brazilië, Venezuela en Guyana tot aan een deel van de Antillen, Trinidad
en Barbados. Tussen de verschillende gebieden bestaan variaties in kleur envorm van de guppen. Deze in aanleg aanwezige verschillen zijn voor kwekers
de basis geweest om te komen tot de vele op dit moment bekende
staartvormen. Met name het vinnenstelsel verraad iets over de oorspronkelijke
herkomst van de gup. Zo ontstonden uit de Trinidadguppen de kort
staartvormen, stammen de zwaardguppen af van wildvangvissen uit Barbados
en vormden de dieren van het vasteland de basis voor de ontwikkeling van
de grootvinnige typen (bijv. de bekende triangel).

Groene Surinamer genaamd (Rob Starmans).


Op dit moment is het zo dat de gup in bijna alle tropische gebieden van de
wereld kan worden aangetroffen. Het feit dat de vis op veel plaatsen is uitgezet
voor de bestrijding van malaria speelde een belangrijke rol bij deze verspreiding.
Doordat de gup veel muggelarven eet, heeft malaria een kleinere kans om zich
te verspreiden. Overigens zijn de resultaten voor wat betreft de bestrijding van
malaria door het uitzetten van de gup en andere levendbarende tandkarpers
(vooral Gambusia holbrooki) nogal wisselend. In sommige gevallen werd
veel succes geboekt, terwijl op andere plaatsen geen afname van malaria te
constateren viel. Op dit moment worden er op Curaçao speciaal voor dit doel
gekweekte guppen in de aanwezige waterputten uitgezet.
Een groot probleem bij deze faunavervalsing is dat vaak oorspronkelijk in het
gebied voorkomende soorten door de nieuwe bewoners worden verdrongen.
Vooral de zich snel voortplantende en zich uitstekend aanpassende
levendbarende tandkarpers kunnen een bedreiging vormen voor de aanwezige
inheemse vissen.

Flame tail Endler Let op de staart van de man.(marco Hamerslag).
Het bekendste voorbeeld is wel de rol die Gambusia
holbrooki speelt bij het bijna verdwijnen van de eierleggende tandkarpersoorten
rond de Middellandse Zee.
Naast de verspreiding door wetenschappers ter bestrijding van malaria zijn
er ook guppen door het toedoen van aquarianen op vele plaatsen terecht
gekomen. Zo zijn er dit moment op vele plaatsen in de Verenigde Staten
guppen te vinden. Het gaat hierbij voornamelijk om niet langer gewenste
aquariumvissen. Verder zijn er guppen op vele plaatsen in Afrika en het
Verre Oosten te vinden. Ook in Europa komt de gup voor. Poecilia reticulata
wordt in Europa aangetroffen in warmwaterbronnen (bijvoorbeeld in
Hongarije) en op plaatsen waar het hele jaar koelwater aanwezig is
(bijvoorbeeld bij de Hoogovens in IJmuiden).

Men vraagt vaak van wie ik de vissen gekregen krijg voor een foto, van af nu staat dat ook bij iedere foto samen met de vangplaats vermeld.


Guppy uit Venuzuela ( Johan Ezeman).


Tekst Kees de Jong.
Foto`s Leo van der Meer.
Wort vervolgd.

zaterdag, november 01, 2008

Ataeniobis toweri

De blauwstaart hooglandkarper, een geïsoleerde soort.


Foto boven:man ataeniobius toweri.(vis afkomstig Jan Klungers).

Een aantal soorten dat tot de groep van Mexicaanse hooglandkarpers behoort, heeft de naam moeilijk te houden en te kweken te zijn. Eén van de soorten waarvan dit wordt gezegd is Ataeniobius toweri of de blauwstaart hooglandkarper zoals de Nederlandse naam luidt. De soort wordt op bijeenkomsten van gespecialiseerde liefhebbers zelden tot nooit aangeboden en ik was dan ook erg verrast toen ik in 1994 tijdens een show in Duitsland enkele exemplaren van Schotse hobbyisten kon krijgen.

Foto boven:Ataeniobius toweri (vis is afkomstig van Jan Klungers)

Systematiek:
Ataeniobius toweri behoort samen met zo’n 25 andere soorten tot de goodeïden. Deze groep is vooral bekend door het feit dat de soorten levendbarend zijn en dat er een duidelijke uitwisseling van voedingsstoffen tussen het lichaam van het vrouwtje en de jongen plaatsvindt, iets wat bij de meeste levendbarende tandkarpers minder duidelijk is. Om voedsel uit het moederlichaam op te nemen beschikken de jongen over een soort navelstreng, trophotaenia geheten. Deze is gevormd door speciaal aangepast darmcellen. Bij de meeste jongen is dit snoer enkele uren tot enkele dagen na de geboorte duidelijk zichtbaar.

Foto boven ataeniobius toweri (Vis afkomstig Jan Klungers).

De soort werd in 1904 door Meek in 1904 als Goodea toweri beschreven. De verschillen met de andere soorten in het genus Goodea waren voor Hubbs & Turner in 1937 aanleiding om de soort in het nieuwe genus Ataeniobius te plaatsen. ‘Ataeniobius’ betekent ‘leeft zonder trophotaenia’ en dit verwijst naar het feit dat de jongen van de soort geen ‘navelstreng’ hebben. Het is de enige hooglandkarper waarbij deze ontbreekt. De soort neemt dan ook een geïsoleerde positie binnen deze groep in. De uitwisseling van voedingsstoffen vindt bij deze soort plaats via een kleine verdikking aan het uiteinde van de dikke darm van de jongen plaats. De wetenschappers zijn het er niet over eens of dit nu een primitieve of juist meer ontwikkelde vorm is binnen de groep van de hooglandkarpers.

Foto boven Ataeniobius toweri (vis is afkomstig Jan Klungers).

Hieronimus (1995) geeft aan dat recent onderzoek duidelijk heeft gemaakt dat de verschillen van de soort met andere soorten uit het genus Goodea dusdanig klein zijn dat Ataeniobius toweri mogelijk toch weer in dit genus geplaatst zal worden.

Van de hooglandkarpers is bekend dat de verschillen tussen de soorten niet groot zijn. Sommige soorten zijn zowel qua uiterlijk als genetisch nauwelijks te onderscheiden van andere. Het is een groep dieren die zich in evolutionair opzicht nog volop aan het ontwikkelen is. De kleine onderlinge verschillen zorgen er voor dat er nauwelijks een barrière is die er in het aquarium voor zorgt dat de soorten niet onderling kruisen. Hoewel er niet veel over bekend is, ontstaan er waarschijnlijk snel bastaarden uit een paring tussen twee verschillende soorten. In sommige gevallen is de afstand tussen twee soorten uit verschillende genera reeds gering. Er zijn inmiddels wel kruisingen binnen het genus Characodon (Kunath, 1990) en in het genus Skiffia (zie Wischnath, 1993) bekend.
Het verdient dan ook aanbeveling om bij het samen houden in het aquarium van soorten uit deze interessante groep dusdanig verschillende soorten te houden dat er geen ongewenste bastaarden kunnen ontstaan. Deze voegen over het algemeen niets aan de reeds aanwezig soorten toe en leiden al snel tot allerlei misverstanden wanneer ze bij andere liefhebbers terecht komen. Wanneer we dan ook nog in ogenschouw nemen dat een groot aantal van de soorten in het natuurlijke biotoop wordt bedreigd, zal het duidelijk zijn dat het houden van de zuivere soort (indien mogelijk met oorspronkelijk vangplaats), veel meer nut heeft dan het kweken en houden van allerlei bastaarden.


Foto`s boven: zijn gemaakt door Kees de Jong.(Laguna Media Luna Mexico)
Verspreiding:
De blauwstaart hooglandkarper wordt slechts aangetroffen in Laguna Media Luna in de buurt van de plaats Rio Verde in de staat San Luis Potosi in Mexico. Ze is hiermee de meest oostelijke vertegenwoordiger van de hooglandkarpers en geografisch geïsoleerd.
Volgens Wildekamp (1995) wordt de soort net als de in hetzelfde gebied voorkomende killi Cualac tesselatus Miller, 1956 bedreigd. Als reden hiervoor geeft hij in de eerste plaats faunavervalsing in de vorm van de zeilvinmolly (Poecilia latipinna) en Gambusia en Tilapia soorten. In de tweede plaats speelt de milieuvervuiling een belangrijke rol. Door het gebruik van grote hoeveelheden water om landbouwgrond te irrigeren, wordt het toch al kleine biotoop nog verder bedreigd.

Foto`s boven: zijn gemaakt door Kees de Jong.(Laguna Media Luna Mexico )

De omstandigheden in het natuurlijke verspreidingsgebied zijn dusdanig slecht dat de soort is opgenomen in het kweekprogramma van bedreigde Mexicaanse vissoorten van de universiteit van Nuevo Leon (Gonzalez, 1995). We hebben hier kortom te maken met een soort waarvan het voortbestaan op korte termijn afhankelijk kan zijn van de in gevangenschap gehouden dieren! Aquariumhouders kunnen bij het voortbestaan van deze soort een belangrijke rol spelen.


Foto`s boven: zijn gemaakt door Kees de Jong.(Laguna media Luna Mexico)

Het biotoop bestaat uit een aantal warmwaterbronnen met daaromheen een aantal stroompjes en moeras. Verder is er een aantal irrigatiekanalen aangelegd. Het water is zwavelhoudend en heeft een temperatuur die niet onder de 28°C komt. ‘s Zomers kan de temperatuur oplopen tot ongeveer 30°. De hardheid is erg hoog, namelijk boven de 50°dH. Er worden veel algen aangetroffen. De blauwstaart hooglandkarper wordt meestal in het stromende water aangetroffen.

Andere soorten die samen met A. toweri voorkomen, zijn volgens Hieronimus (1995) cichliden, de karperzalm Astyanax fasciatus, de meerval Ictalurus mexicanus en een arenvis (Dionda rasconis). André Schonewille ving bij Laguna Media Luna een bijzonder fraaie vorm van de kortvinnige molly Poecilia mexicana.

Foto boven: man Ataeniobius toweri (vis afkomstig Jan Klungers).

Uiterlijk:
A. toweri is torpedovormig van bouw. Een typische bewoner van snelstromende watertjes. Op het bruine lichaam ligt een blauwgroene glans. Wanneer de vissen schrikken, zijn er op het lichaam twee horizontale strepen met daartussen een lichte baan te zien. Deze tekening is tevens het jeugdkleed. Wanneer de mannetjes in goede conditie zijn, hebben ze een blauwe staart. De vinnen zijn verder zo goed als kleurloos. Over het algemeen maakt de soort een grauwe indruk. Het is geen kleurrijke vis en het zal dan ook wel nooit een populaire aquariumvis worden.

Foto boven: koppel Ataeniobius toweri(vissen zijn afkomstig Johan Ezeman).

Qua kleur en bouw zijn de twee geslachten moeilijk uit elkaar te houden. Ook drachtige vrouwtjes blijven hun slanke lichaamsbouw houden. Het beste is het geslacht aan de hand van het andropodium vast te stellen. De mannelijke aarsvin van de hooglandkarpers is omgevormd tot een, voor deze groep zo kenmerkend, geslachtsorgaan, het andropodium. Hoewel dit bij de blauwstaart hooglandkarper niet zo duidelijk ontwikkeld is als bij sommige andere soorten, is de inkeping in de aarsvin van de mannetjes een duidelijk geslachtskenmerk.

Foto boven: man Ataeniobius toweri(vis is afkomstig van Johan Ezeman)
Verzorging en kweek:
De blauwstaart hooglandkarper heeft de naam lastig te houden en moeilijk te kweken te zijn. Wanneer we naar de gegevens over het natuurlijke biotoop kijken, kan hieruit al een aantal mogelijk oorzaken worden gehaald voor problemen bij het de verzorging. Het water in het natuurlijke biotoop is zeer hard en het houden van de soort is dan ook bijna niet mogelijk op zacht water. Zelf houd ik de soort zonder problemen bij een hardheid van rond de 14°dH. Ook aan de temperatuur is mij niet alles gelegen. Een temperatuur van rond de 28°C krijgt de soort bij mij zeker niet. Hoewel het ‘s zomers af en toe wel eens meer dan 30°C in mijn kweekhok is, staat daar een wintertemperatuur van rond de 18°C tegenover. Hoewel de vissen bij een lager temperatuur iets minder aktief zijn, doen ze het verder prima. Wat volgens mij één van de belangrijkste redenen voor het niet goed kunnen houden van de soort is, is het niet voldoende verversen van het water. Net als alle hooglandkarpers is ook A. toweri erg gevoelig voor de waterkwaliteit. Hoewel de vissen uit deze groep in Mexico ook in sterk vervuild water worden aangetroffen, zijn ze in het aquarium erg gevoelig voor watervervuiling van welke aard dan ook. Om de vissen in een goede conditie te houden, ververs ik elke week 50% van het water. Natuurlijk hangt de waterkwaliteit ook af van de visbezetting in relatie tot de hoeveelheid water, maar het is beter om geen risico te nemen en het water minstens eenmaal per veertien dagen te verversen.

Foto boven: Ataeniobius man (vis is afkomstig van Jan Klungers).

De blauwstaart hooglandkarper is een rustige soort die een speciaalaquarium of een aquarium met rustige medebewoners nodig heeft. Ook dan mogen grote groepen planten waarin de vissen zich af en toe terug kunnen trekken niet ontbreken. Het samenhouden met andere wilde soorten heeft tot gevolg dat de blauwstaart zich niet meer laat zien of bleek in een hoekje gaat hangen. Een groot verschil met andere hooglandkarpers als Ameca splendens die zelf wel bepalen wat er in hun directe omgeving gebeurt.
Zelf houd ik de blauwstaart hooglandkarper al enkele jaren samen met de killi Luceinia goodei. Hoewel dit geen echt voor de hand liggende combinatie is die door toeval is ontstaan, gaat het bij mij uitstekend. Beide soorten zijn erg rustig en hebben door hun schuwe aard behoefte aan schuilplaatsen in de planten. De hooglandkarper bewoont de bovenste waterlagen en de killi blijft in de buurt van de bodem zijn kostje opscharrelen.

Tegen de achterwand van het aquarium heb ik grote bossen Javamos, op de voorgrond staat een aantal laagblijvende planten. De filter zorgt voor een stevige beweging van het voorste deel van het aquarium. Het is metname dit deel van het aquarium waar de hooglandkarpers in de stroom staan. Dit gedrag kon André Schonewille ook in de natuur bij deze vissen waarnemen. In het achterste deel met de planten trekken de vrouwtjes zich terug om hun jongen te werpen. Tussen de planten leggen de killi’s hun eitjes en door de grote hoeveelheid mos blijven er van deze soort ook altijd genoeg over om mijn groep in stand te houden.

Foto boven: man Ataeniobius toweri let op de blauwe staart.(Jan Klungers)

De kweek van de blauwstaart hooglandkarper wordt vaak als moeilijk omschreven. Bij mij is in de bak van 100 cm echter altijd een groep jongen aanwezig. Deze pasgeboren jongen worden door de ouders niet achtervolgd en na zich enkele dagen in de planten verscholen te hebben, vertonen ze zich telkens meer. Af en toe worden er jongen te vroeg geboren en ik vind dan een groot aantal volgroeide maar dode jongen op de bodem. Een oorzaak kan ik hiervoor niet geven. Ik kan geen verband ontdekken met vroeggeboorte enerzijds en waterverversen, ander voer of een andere vorm van stress anderzijds. Verreweg de meeste jongen worden bij mij echter levend en in een goede gezondheid geboren. Afhankelijk van het formaat van het vrouwtje zijn dit er bij mij maximaal twintig. Jonge en kleine vrouwtjes werpen de eerste keer echter veel minder jongen. Mijn kweekgroep neemt dan ook vaak snel in aantal toe. Met enige regelmaat moet ik vissen verwijderen om overbevolking tegen te gaan. Echt moeilijk kan ik de kweek zeker niet noemen. In het begin had ik wel enige aanloopproblemen. Mogelijk dat dit mede werd veroorzaakt door het feit dat er geen goede kweekgroep was. Nu de vissen in een school zwemmen met dieren van allerlei formaten en leeftijden, gaat de kweek eigenlijk vanzelf.

Langhammer (1995) noemt het houden in een school een belangrijke succesfactor voor het al dan niet slagen van de kweek bij hooglandkarpers. Volgens hem is het gedrag van de soorten erg complex en wordt dit verstoord wanneer men slechts enkele vissen bij elkaar houdt. Wanneer de dieren hun specifieke gedrag niet goed kunnen uiten, is er een grote kans dat de voortplanting niet goed wil lukken. Langhammer stelt de complexiteit van het sociale gedrag van de goodeïden gelijk aan dat van de Cichliden. Zelf heb ik regelmatig naar het gedrag van de blauwstaart hooglandkarper zitten kijken. Vooral wanneer het water net ververst is, is er sprake van een grote interactie tussen de verschillende leden van de groep. Naast het baltsen wordt ook een pikorde bepaalt, waarbij de vissen achter elkaar aan jagen. Dit beperkt zich tot het naar elkaar happen, de vissen beschadigen elkaar hierbij niet. Het is erg lastig om een goed beeld te krijgen van de exacte interactie tussen de vissen. Mij is het niet gelukt om een pikorde vast te stellen. Het feit dat de vissen onderling nauwelijks uit elkaar te houden zijn, maakt dit ook bijna een onmogelijke opgave.
Wanneer het water net ververst is, is het baltsgedrag het duidelijkst waar te nemen. Hierbij trilt het mannetje met gespreide vinnen voor het vrouwtje. Ook het vrouwtje neemt actief deel aan dit voorspel door haar lichaam heen en weer te schommelen. In tegenstelling tot wat bij de levendbarende tandkapers het geval is, nemen de wijfjes actief deel aan de balts. De paring is bij de blauwstaart hooglandkarper slecht waar te nemen. Bij andere soorten zoals de groene hooglandkarper (Xenoophorus captivus) wordt bijna elke balts gevolgd door een (poging tot) paring, bij A. toweri heb ik de definitieve paring nauwelijks waar kunnen nemen. Bij de paring zwemmen het mannetje en het vrouwtje vlak naast elkaar en brengt het mannetje de sperma met behulp van zijn tot geslachtsorgaan vergroeide aarsvin in de geslachtsopening van het vrouwtje. De jongen worden na ongeveer acht weken geboren.
Voeding:
Qua voedsel is A. toweri geen lastige kostganger. Alle voer wordt gegeten. Waarschijnlijk vormen algen in het natuurlijk biotoop een belangrijke voedselbron. De vis heeft in verhouding lange darmen en dit duidt er op dat plantaardige kost een belangrijk bestanddeel van het voedsel is. Langhammer geeft aan dat de omnivore hooglandkarpers niet te zwaar gevoerd moeten worden. Een goede kwaliteit droogvoer is volgens hem voldoende. Het vaak verstrekken van allerlei soorten levend voer kan volgens hem tot gevolg hebben dat de jongen in het lichaam van het vrouwtje te veel voedsel krijgen en te groot worden. Dit kan zelfs de dood van het vrouwtje tot gevolg hebben.
Zelf voer ik mijn Goodeidae ongeveer twee maal per week dierlijk voedsel als diepvries muggelarven. Verder bestaat het voedsel uit watervlooien en droogvoer. Artemia’s krijgt deze soort praktisch nooit.

Hoewel er mogelijk mensen zijn met andere ervaringen, is de blauwstaart hooglandkarper niet echt moeilijk te houden. De vis stelt echter een aantal eisen waaraan voldaan zal moeten worden om de soort ook over een langere periode te houden en te kweken. Aangezien de soort in zijn natuurlijke biotoop met uitsterven wordt bedreigd, is het kweken door aquarianen misschien op korte termijn de enige manier de blauwstaart hooglandkarper om te overleven. Het is dan ook te hopen dat een aantal aquarianen zich om deze soort bekommerd.

Foto boven: man ataeniobius toweri (Vis afkomstig Johan Ezeman).

Literatuur :
· Hieronimus, H. (1995) Die Hochlandkärpflinge, Westarp Wissenschaften ISBN 3-89432-408-2.
· Wildekamp, R.H. (1995) A world of killies Volume II, American Killifish Association
· Kunath, D. (1990) Die Kreuzung von Characodon lateralis Günther, 1866 mit Characodon audax Smith & Miller, 1986, ZAG Lebendgebärende Zahnkarpfen 2 blz. 7-9
· Wischnath, L. (1993) Atlas of livebearers of the world TFH
· Langhammer, J.K. (1995) Skiffia francesae A fish on the edge of tomorrow! Can we save it? Aquatic Survival 4 blz. 15-19Gonzalez, C..A. (1995) Universidad atonoma de Nuevo Leon - Programs for the endangered fish species of Mexico, Aquatic Survival 3 blz. 14-15

Tekst Kees de Jong.
Foto`s biotoop Kees de Jong.
Foto`s vissen Leo van der Meer.
De vissen zijn afkomstig van twee leden van Poecilia Nederland (dit is een werkgroep van levendbarende tandkarpers) Johan Ezeman en Jan Klungers.