Foto boven: Allodontichtys tamazulae Turner 1946,
Dat het mogelijk is om vissen tegenwoordig gevarieerd te voeren, blijkt ook uit het vorige artikel van Wim Steinhoff. Het meeste voer is tegenwoordig eenvoudig te krijgen en het zelf vangen of kweken van voer is niet meer noodzakelijk. Er is volop variatie in droogvoer te koop en dit kan worden aangevuld met een grote diversiteit in diepvriesvoer. Dit is voor de meeste soorten meer dan voldoende. Op enkele voedselspecialisten, zoals het levendbarende snoekje (Belonesox belizanus) na, is mijn ervaring dat diepvriesvoer door alle soorten wordt gegeten.
Jarenlang heb ik mijn vissen altijd uitermate gevarieerd gevoerd met grote hoeveelheden hoogwaardig voedsel. Dit staat echter in schril contrast met de situatie in de natuur.
Foto boven: Poecilia caucana Steindacher 1880.
De soorten die gespecialiseerd zijn in dierlijk voedsel hebben in de natuur ook meer tijd nodig om voldoende voedsel te krijgen. In het aquarium krijgen ze tijdens het voeren in een korte tijd veel meer voedingsstoffen binnen dan in de natuur.
Ook wordt de hoeveelheid voer in de natuur nog bepaald door de seizoenen. Het aanbod insecten en hun larven, maar ook kleine jonge visjes, is sterk seizoensgebonden. Onderzoek naar de darminhoud bij carnivore Goodeïden, met een kort darmstelsel, toonde aan dat deze vissen zich afhankelijk van het aanbod ook lange tijd met plantaardige kost tevreden stellen.
Ook de samenstelling van het voer in het aquarium en in de natuur is logischerwijs verschillend. Het door ons aangeboden voer komt in dezelfde samenstelling in de natuur niet voor.
Samenvattend is het zo dat er duidelijke verschillen zijn tussen het voedsel en de tijd die nodig is voldoende binnen te krijgen in de natuur en het aquarium.
Aquariumvissen zullen een voorkeur hebben voor hoogwaardig voedsel indien dit wordt aangeboden. Dit is voor hen de meest efficiënte manier om voedsel binnen te krijgen. Op de lange duur kan dit gevolgen hebben voor de soort in het aquarium. Mogelijk verdraagt de soort dit hoogwaardige voedsel niet op de lange termijn en is zij mogelijk niet in staat om zich over meerdere generaties in het aquarium te handhaven.
Het continue aanwezig zijn van hoogwaardig voedsel in het aquarium kan er ook toe leiden dat de voortplantingsperiode wordt verlengd. Indien er in de natuur onvoldoende voedsel is, wat vaak in combinatie met een lagere temperatuur voorkomt, zal de soort zich niet voortplanten. Door het ontbreken van deze rusperiode in de voortplanting komen de vissen minder tot rust en dit verkort hun levensduur.
Toen ik enkele weken geleden bij Latsy Nyari was, vertelde hij dat het extra voeren met allerlei vormen van hoogwaardig diepvriesvoer volgens hem helemaal niet nodig is. Af en toe wat extra’s is meer dan genoeg. Zijn ervaring is dat de basis prima uit vlokkenvoer kan bestaan.
Foto boven :Xiphophorus milleri Black, Rosen 1960
Door bovenstaande wordt het voeren van levende watervlooien ook interessanter. Ik was hier de laatste jaren niet zo actief mee, omdat deze nauwelijks voedingswaarde bevatten. Dit hoeft dus eigenlijk niet zo’n probleem te zijn. De levende watervlooien zorgen er in ieder geval voor dat de vissen iets voor hun kostje moeten doen.
Foto boven: Neonheterandria elegans, Henn 1916.
Of bovenstaande op de lange termijn tot gezondere vissen in mijn aquarium weet ik nog niet. Dit laat zich moeilijk beoordelen. Ik ga het in ieder geval voorlopig eens vol houden en kijken wat de resultaten zijn.
Mochten andere leden andere ervaringen of beelden hebben, dan lees ik dit graag in een volgend nummer van Poecilia Nieuws.