zondag, februari 22, 2009

In Memoriam Lucia 06-12-1968 - 20-02-2009

Veel te vroeg heen gegaan !!!!!!
Mijn aller liefste vrouw Lucia mede oprichter van deze site is veel te vroeg heen gegaan.



Mocht u Leo van der Meer een Condolatie kaartje willen sturen is deze uiteraard erg welkom.

Leo van der Meer
Mata Harihof 1
1087 HS Amsterdam
Nederland.

donderdag, februari 19, 2009

Poeciliopsis gracilis (Heckel, 1848).

Poeciliopsis gracilis (Heckel, 1848)



Synoniemen:
Xiphophorus gracilis Heckel, 1848
Gambusia heckeli Bleeker, 1860
Hemixiphophorus gracilis Bleeker, 1892

Verspreidingsgebied:
Het verspreidingsgebied van Poeciliopsis gracilis beperkt zich tot de Atlantische kant van Mexico, van de staat Veracruz tot aan het Río Coatzacoalcos stroomgebeid in Oaxaca. In oude literatuur wordt voor deze soort vaak een veel groter gebied genoemd. Recent is het inzicht ontstaan dat in dit gebied meerdere soorten voorkomen en niet alle gevlekt Poeciliopsis-soorten P. gracilis dienen te heten (Miller 2005, Bussing 2008)


Kenmerken:
Een slank visje waarvan de vrouwtjes maximaal 6 cm groot worden. De mannetjes blijven twee centimeter kleiner. Kenmerkend voor deze soort zijn de zwarte vlekken op de zijkant van het lichaam. Het aantal onregelmatige vlekken verschilt per individu. Of de vlekken goed zichtbaar zijn, hangt af van de stemming van de visjes. Soms overheerst de metalen grondkleur. Beide geslachten hebben dezelfde tekening. De vrouwtjes hebben een wat vollere bouw en de mannetjes zijn te herkennen aan het lange gonopodium dat net als bij de andere soorten uit het genus Poeciliopsis tot aan de staartwortel komt.


Verzorging en kweek:
Deze levendbarende tandkarper is eenvoudig te houden en voor een gezelschapsaquarium geschikt. Het is een echte alleseter, zodat aan het voer geen bijzondere aandacht hoeft te worden geschonken. De watertemperatuur moet rond de 24°C liggen. Onderling zijn de vissen erg actief, als de mannetjes niet druk bezig zijn om concurrenten bij de vrouwtjes weg te jagen, doen ze bijna onvermoeibaar pogingen om een vrouwtje te bevruchten. De lengte van het gonopodium (= het tot een geslachtsorgaan omgevormde aarsvin, waarmee het mannetje sperma bij het vrouwtje inbrengt) stelt het mannetje in staat om de punt hiervan te zien en dit maakt het contact maken met de geslachtsopening van het vrouwtje eenvoudig ,zodat de medewerking van het vrouwtje aan de voortplanting minder van belang is. Net als alle andere soorten levendbarende tandkarpers waarvan het mannetje een lang gonopodium heeft, is er geen balts. P. gracilis laat andere aquariumbewoners met rust en kan dus prima met andere soorten worden samengehouden.

De voortplanting van deze soort roept af en toe wel vragen op. Soms wordt vermeld dat er met enige tussentijd enkele jongen worden geboren (Vente 1982) en dat er bij deze soort dus sprake is van superfoetatie. Andere auteurs vermelden dat het naast superfoetatie ook gebeurt dat alle jongen in één worp worden geboren (Stallknecht 1989, Lambert). Dit sluit aan bij mijn vroegere ervaringen. In veel gevallen en dan vooral bij jongere vrouwtjes zwemmen er af en toe enkele jongen in het aquarium, terwijl bij grote vrouwtjes er ineens een grote groep jongen in het aquarium zwemt. Naar dit aspect heb ik echter geen nauwkeurig onderzoek gedaan. Als het zo is dat bij één vrouwtje inderdaad zowel superfoetatie als het werpen van een groep jongen voorkomt, is dat zeer bijzonder. Mij zijn geen wetenschappelijk artikelen over het voorkomen van deze vorm van voortplanting binnen één soort of zelfs één vrouwtje bekend. Een verklaring zou kunnen zijn dat er de laatste jaren verschillende populaties door elkaar zijn gehouden, populaties die nu zelfs als apart soorten worden gezien. Hierdoor kunnen een soort met en zonder superfoetatie in één aquarium zijn gehouden. Ook kunnen er hybriden geboren zijn, waarbij deze bijzonder voortplanting is ontstaan. Binnen het genus Poeciliopsis is het bekend dat sommige hybriden een afwijkende voortplanting hebben. Zo zijn er bij deze hybridisering vrouwtjes ontstaan die alleen vrouwelijke nakomelingen krijgen (Schultz 1989).

De ouders vormen geen bedreiging voor de pasgeboren vissen en het is heel goed mogelijk om deze soort in een school te kweken.


Opmerkingen:
Mateos et al. stellen dat een P. gracilis –complex is, waarin nog een aantal gespikkelde Poeciliopsis-soorten zijn ingedeeld. Vente geeft aan dat P. gracilis in 1913 voor het eerst in Europa is ingevoerd. De eerste informatie over het feit dat de soort in Nederland werd gehouden is afkomstig uit het begin van de tachtiger jaren van de vorige eeuw.
Bussing (2008) schrijft dat Heckel bij de beschrijving van P. gracilis een heel ander visje voor zich had. In plaats van een vis met zwarte vlekken gaat het in de beschrijving om eentje met een donkere lengestreep. Verder onderzoek moet duidelijk maken hoe dit precies zit.


Tekst: Kees de Jong
Foto`s: Leo van der Meer.


Literatuur:
W.A. Bussing 2008. A new species of poeciliid fish, Poeciliopsis santaelena, from Peninsula Santa Elena, Area de Conservación Guanacaste, Costa Rica. Rev. Biol. Trop. Vol. 56 (2): 829-838.
J. Heckel 1848. Eine neue Gattung von Poecilien mit rochenartigem Anklammerungs-Organe. Sitzber. K. Akad. Wiss. Wien (1): 289-303
K. de Jong 1988. Poeciliopsis gracilis. Poecilia Nieuws (1): 7-10
D. Lambert Poeciliopsis gracilis (Heckel, 1848). Viviparous (18): 0-
M. Mateos, O.I. Sanjur & R.C. Vrijenhoek 2002. Historical biogeography of the livebearing fish genus Poeciliopsis (Poeciliidae: Cyprinodontiformes). Evolution (5): 972-984.
R.R. Miller 2005. Freshwater fishes of Mexico. University of Chicago Press. Chicago. Illinois, USA.
J. Schultz 1989. Origins and relationships of unisexual Poeciliids. In: G. Meffe & F.F. Snelson (ed). Ecology and evolution of livebearing fishes (Poeciliidae). Prentice Hall – Englewood Cliffs, New Jersey
H. Stallknecht 1989. Lebendgebärende Zahnkarpfen. Neumann Verlag – Leipzig; RadebeulJ. Vente 1982. Onopvallend maar interessant, Poeciliopsis gracilis. Het Aquarium (7): 193-194

zondag, februari 01, 2009

Allodontichthys tamazulae.

Allodontichthys tamazulae.



Nederlandse naam: Geen


Verspreidingsgebied:
Río Tuxpan (onderdeel van het Río Coahuayana-stroomgebied) in de Mexicaanse staten Jalisco en Colima.
De typelocatie is Río Tamazula. Deze snelstromende rivier heeft een bodem die bedekt is met rolkeien. Het lijkt alsof elke vis zijn eigen territorium heeft die zich in de buurt van een steen bevindt en die tevens als schuilplaats dienst doet.


Kenmerken:
De soorten uit het genus Allodontichthys zijn langgerekt van vorm.
Op het lichaam bevindt zich een lengtestreep die bij oudere dieren minder uitgesproken wordt. Sommige vissen hebben op de bovenzijde van het lichaam donkere vlekken. Bij mannen is dit meer het geval dan bij vrouwtjes. De vis is tamelijk variabel van tekening.
In de soortbeschrijving door TURNER (1946) wordt gesproken van vissen met een lengte van 3 tot 4 cm. Het is inmiddels duidelijk dat de vissen veel groter kunnen worden tot soms wel 10 cm lengte.


Verzorging en kweek:
Gezien hun grootte hebben de vissen een aquarium nodig van minimaal 80 cm lengte. Het aquarium dient goed afgedekt te zijn, want deze soort springt uitstekend. Hoewel onder andere door HIERONIMUS (1995) beschreven is dat de vis erg territoriaal is, is daarvan in
het aquarium niet of nauwelijks sprake. Ze kunnen zonder problemen in een grotere kweekgroep worden gehouden.
Stromend water is niet noodzakelijk. Wel is het nodig ruim water te verversen. Afhankelijk van de bakbezetting 30-50% per week. Indien niet voldoende water wordt ververst zal de kweek moeizamer verlopen of zelfs helemaal niet lukken.
Met voer zijn ze bij mij gemakkelijke kostgangers, zowel levend voer, diepvries als droogvoer wordt vlot gegeten.


In de winter houd ik mijn dieren op een lage temperatuur, zo tussen 12 en 15°C. Ze zijn dan veel rustiger en eten veel minder. Eén of twee keer per week weinig voeren is dan voldoende.
Als in het voorjaar de temperatuur stijgt, worden de vissen levendiger.
Ze zijn dan gulzige eters. Ze laten regelmatig baltsgedrag zien, dat er overigens heel ingetogen uitziet. Als in april de temperatuur van het water boven 18°C komt dan kunnen we in de loop van mei of begin juni de eerste jongen verwachten.
De vrouwtjes kunnen tamelijk dik worden. Afhankelijk van de grootte van het vrouwtje is het aantal jongen tussen 5 en 20 per worp. De jongen worden tamelijk groot geboren, de lengte bedraagt meer dan een centimeter. De volwassen vissen jagen fel op de jongen.
Het is daarom noodzakelijk drachtige vrouwtjes tijdig apart te zetten in een bakje van ongeveer 10 liter met veel planten. De dieren dienen met zo weinig mogelijk stress uitgevangen te worden. Onder invloed van stress kunnen ze hun jongen voortijdig werpen. Die zullen dan levenloos geboren worden. In een normale worp is het ook vrij gewoon dat enkele dieren dood geboren worden. De jongen groeien verder gemakkelijk op, maar zijn geen snelle groeiers.
Wegens het jagen op de jongen is het niet nuttig deze soort buiten te houden. Wel heeft het voor een krachtige ontwikkeling van de jonge dieren zin om ze als jonge dieren, van een jaar oud, een seizoen buiten te houden.

Opmerkingen:
De soorten van het geslacht Allodontichthys lijken erg op elkaar. Het
is vakwerk om ze juist op naam te brengen. Doorgaans zal de juiste
50 51 naam af te leiden zijn uit het vanggebied.

Tekst: Kees de Jong.
Foto`s: Leo van der Meer.

TIP:Voor meer informatie kijk eens op internet naar Poecilia Nederland.