dinsdag, september 23, 2008

Phallichthys tico Bussing,1963.

Phallichthys tico Bussing, 1963


Foto boven 3 vrouwen en 1 man.


Synoniemen:
Geen

Nederlands naam:
Niet aanwezig

Beschrijving:
W.A. Bussing (1963) : A new Poeciliid fish, Phallichthys tico, from Costa Rica. Contrib. Sci. Natur. Hist. Mus. Los Angeles County (77): 1-13



Foto boven: verspreidings kaart.
Verspreiding:
In zijn oorspronkelijk beschrijving noemt Bussing (1963) twee locaties in Costa Rica, die op 110 km afstand liggen: De Río Puerto Viejo en een moerasgebied in de buurt van de Río San Juan. Beide rivieren monden uit in de Río San Juan en stromen naar de Caribische kust. Villa (1982) geeft aan dat hij van Bussing heeft gehoord dat de soort mogelijk ook in Nicaragua voorkomt. Bewijzen heeft hij hiervoor niet. Door de grote afstand tussen de twee locaties is de kans groot dat er nog andere locaties zijn waar de soort voorkomt. De meeste exemplaren die in de hobby worden gehouden, zijn afkomstig uit de buurt van het Arenal meer en gelijknamige vulkaan (Río Puerto Viejo stroomgebied). Hier kan men de soort vinden in kleine toelopen richting het meer. De visjes houden zich hier in stilstaand water op. In de hoger gelegen riviertjes richting Arenal konden Eduard Meinema en ik in 1992 de soort niet vinden. Waarschijnlijk is de stroming daar te sterk. Het schijnt dat P. tico niet meer op alle bekende locaties wordt aangetroffen. Op sommige worden nog slechts enkele dieren gevonden, terwijl het visje her en der niet meer wordt gevangen. Het is op dit moment dan ook niet helemaal helder wat het exacte verspreidingsgebied is.





Foto boven: 2 mannen en 1 vrouw.

Uiterlijk:
Qua kleuren en tekening is deze kleinste soort uit het genus Phallichthys net zo onopvallend als het bekendere Lustige Weeuwtje (Phallichthys amates). Het lichaam is bruin van kleur en de vinnen zijn bij en juiste lichtinval lichtblauw gekleurd. In de rugvin bevinden zich twee zwarte banden, één aan de basis en de andere aan de bovenkant. Af en toe zijn er enkele vage donkere dwarsbanden op het lichaam te zien. De vrouwtjes hebben een kleine drachtigheidsvlek, maar verder zijn beide geslachten hetzelfde van kleur en tekening. De mannetjes hebben een relatief lang gonopodium, dat bijna tot aan de staartvin reikt.
De lichaamsvorm is duidelijk slanker dan die van de andere vertegenwoordigers uit het genus Phallichthys.





Foto boven :1 koppel.

Grootte:
Mannetjes tot 2,5 en vrouwtjes tot 3,5 cm.





Foto boven: 2 vrouwen P.tico.

Verzorging en kweek:
Dit kleine in groepen van 20 tot 30 dieren levende visje is afkomstig uit bijna stilstaand water waar het in de buurt van en tussen planten leeft. Het is in de natuur erg schuw en vlucht bij enig onraad meteen tussen de planten. Ook in het aquarium is dit schuwe en teruggetrokken gedrag aanwezig. Het liefst zwemmen de visjes in een groepje tussen de planten. Na enige tijd gaan ze zich meer op hun gemak voelen en zullen ook beter zichtbaar worden. Paarsgewijs gehouden blijft P. tico schuw, pas in een groepje wordt hun gedrag zichtbaar. De mannetjes van deze soort hebben geen uitgebreide balts. Ze proberen de vrouwtjes te benaderen, draaien hun lange gonopodium naar voren en proberen het vrouwtje te bevruchten. Een aanpak zoals die bij de praktisch alle tussen de planten voorkomende levendbarende tandkarpers kan worden gezien.
De kweek geeft, mits de visjes in een groepje worden gehouden en er voldoende planten aanwezig zijn, meestal geen problemen. Na enige tijd zullen er tussen de planten jongen zwemmen die door de grotere vissen niet als voedsel worden gezien. Het is mij niet helemaal duidelijk hoeveel jongen er worden geboren. Meestal zijn er slechts enkele zichtbaar. Het lijkt er op dat de worpen of klein zijn of dat de jongen met tussenpozen worden geboren.
Gezien het geringe formaat van de netgeboren jongen, dient er voldoende klein voer aanwezig te zijn. Ook de volwassen vissen hebben een klein bekje en hier de grootte van het voer op worden aangepast. In de natuur heeft P. tico volgens Bussing (1963) in een duidelijk voorkeur voor plantaardig voedsel, maar ook ander fijn voer wordt in het aquarium goed gegeten.
De temperatuur ligt in het natuurlijke levensgebeid tussen de 24 en 30°C. Een minimum temperatuur van 22°C is echter voldoende.
Gezien het geringe formaat is het lastig om andere visjes met deze soort samen te houden. Het zullen in ieder geval soorten moeten zijn die geen bedreiging vormen.





Foto boven: een stel P.tico.

Opmerkingen:
Ongeveer 10 jaar geleden werd dit visje door een redelijk aantal mensen gehouden en gekweekt. Mogelijk dat de eenvoudige tekening van de soort er toe heeft geleid dat het visje geruime tijd niet meer aanwezig was. Niemand leek meer P. tico te bezitten. Gelukkig lukte het Dave McAllister om enkele jaren geleden de soort in de buurt van het Arenal meer in Costa Rica te vangen en mee naar Europa te nemen. Van hem kreeg ik in 2003 een aantal visjes die hopelijk een goede basis vormen voor verdere verspreiding onder geïnteresseerde liefhebbers.

Literatuur:
W.A. Bussing (1979) : A new fish of the genus Phallichthys (Family Poeciliidae) from Costa Rica. Contrib. Sci. Natur. Hist. Mus. Los Angeles County (301): 1-8
G. Daul (1979) : Het geslacht Phallichthys, leuke maar weinig bekende levendbarenden. TI'H (19): 9-10
D. Fromm (1977) : Expedition nach Costa Rica. DATZ (6): 227-230
K. de Jong & E. Meinema (1994) : De levendbarende tandkarpers van Costa Rica 1. Het Aquarium (3): 78-82
D. Lambert: Phallichthys tico Bussing, 1963. Viviparous (33)
D. Lambert (1996) : The merry widow and kin. Tropical Fish Hobbyist (June): 90-94
J.K. Langhammer (1985) : The widow livebearers - genus Phallichthys. Livebearers (79): 7-8
P. Loiselle (1994) : Two new livebearers from Costa Rica. Livebearers (138): 4-8
M.K. Meyer (1983) : Die Gattung Phallichthys. Aquarien Terrarien (1): 23-25
C. van de Sande (1992) : Phallichthys tico (Bussing, 1963). Picasso onder water
W. Schreck (1994) : Phallichthys tico Bussing, 1963. DGLZ-Rundschau (2): 40-41
T. Schulz (1990) : Phallichthys, Neoheterandria oder Xenophallus?. DATZ (3): 142-143
J. Villa (1982) : Peces Nicaragüenses de Agua Dulce. Serie Geografia y Naturaleza (3): 125-136






Foto boven 1 man P.tico.



Vissen zijn beschikbaar gesteld door August van Rijn.(lid Poecilia Nederland).



Tekst: Kees de Jong.
Foto`s :Leo van der Meer.

woensdag, september 17, 2008

Xiphophorus nezaqualcoyotl

Uit de oude doos, een van mijn eerste teksten en mijn aller eerste gelukte foto.
Daarna is er erg veel veranderd wat fotograferen en tekst betreft.

Xiphophorus Nezaqualcoyotl



Foto boven een van mijn eerste gelukte foto`s.

H et was enkele jaren geleden dat ik van iemand in de vereniging Xiphophorus
nezaqualcoyotl kreeg, ik viel meteen op deze soort.
Ik denk dat zijn moeilijke achternaam mij aansprak.
Ik noem ze zelf altijd Xiphophorus nezi vind ik makkelijker want ik struikel
steeds over zijn achternaam.
In het begin had ik 2 vrouwen en 1 man en voerde ik ze steeds 2 keer per
dag.
Ik geef ze altijd levend- of diepvriesvoer en verschillende soorten droogvoer.
Om één of andere reden was het moeilijk om hier jongen van te kweken.
Ik dacht misschien ligt het aan de temperatuur of aan het voer.
Enkele jongen werden geboren en die groeiden erg langzaam of zeg maar
heel erg langzaam. Dit is gebruikelijk bij Xiphophorus is mij verteld.
Ik deed steeds mijn best maar het wilde niet vlotten zoals ik het wilde.
Toch viel mij wel op dat ze erg sterk waren.
Het werd zomer 2003, u
moet weten dat ik boven
in een flat woon waar het
erg warm kan worden.
Een vriend van mij heeft
een boerderijtje en heeft
erg veel land om zijn huis.
Hij zei tegen mij waarom
zet je niet bakken buiten
neer dan hebben ze het in
ieder geval minder warm.
Bij ons heb je een grote
bouwmarkt hier kochten wij 6 zwarte bakken en dit leek ons wel perfect
om een buitenvijvertje te maken. Wij zetten ze bij zijn huis neer en maakten
er een bekisting omheen, echt een plaatje.
Water erin drijfplantjes erin en een net erover heen tegen het eruit springen
van de vissen. We lieten het water één week rusten en verhoogde het
KH iets zodat het water wat harder werd. Toen gingen de vissen er in en
nu was het afwachten of ze bleven leven, dit was best spannend. Muggen
waren er in overvloed dus we hoefden niet veel bij te voeren zeg maar
twee keer in de week iets droogvoer.
Het lukte, ze bleven leven en geloof mij of niet 4 weken later zwommen er




Dus het vrouwtje had eindelijk op een normale manier geworpen. Ik was
een beetje nieuwsgierig en ging kijken hoe het met de oudere dieren ging.
Ik haalde er enkele uit om te bekijken, die waren echt schitterend van
kleur en ze waren ook erg sterk. Normaal als je ze uit je aquarium haalt
spartelen ze altijd iets maar dit leken wel karpers zo sterk dat ze waren.
Dus ik wist meteen al dat ze er in ieder geval beter van werden. Het werd
later in het jaar zeg eind september nu werd het snel kouder ‘s-avonds. Ik
moest ze dus binnenhalen. Er waren nog niet erg veel jongen over maar de
mannen en vrouwen waren heel mooi en sterk geworden.
Ik haalde de Xiphophorussen binnen en zette ze in een aquarium 60 bij 40
bij 30. Hier deed ik heel veel groen bij zodat de jongen goed konden
vluchten. Er wordt over dit soort verteld dat ze geen jongen eten maar daar
ben ik niet zeker van. Nu gingen de vrouwtjes jongen werpen of het de
normaalste zaak van de wereld was. Wat ik in dat jaar geleerd had was dat
de vissen sterker en mooier werden en meer jongen gingen werpen.
Dus het jaar erop ging ik het weer proberen, en nu deed ik in de ene bak
volwassen dieren en in de andere jonge dieren. De procedure ging weer
hetzelfde, enkele jongen werden geboren bij de ouders. Wat mij bij de jongen
opviel was dat ze groter uit groeiden dan binnen in mijn aquarium.
Ik hield namelijk wat jongen binnen want je weet maar nooit. Aan zulke
soorten is bijna nooit of moeilijk aan te komen. De buitentemperatuur
werd eigenlijk nooit veel hoger dan 20 graden `s-nachts een graad of wat
kouder.
De Ph was 7 de Kh kreeg ik op 8. Het voordeel is natuurlijk wel dat je altijd
levend voedsel in je bakken krijgt. Het grote voordeel is natuurlijk ook
geweest dat ze onder de bomen staan dus best wel koel.
Ik liet ze dit jaar wat langer buiten door omstandigheden en haalde ze in
oktober binnen. Het water was afgekoeld naar 12 graden en ik was erg
bang dat ze het niet zouden redden. Maar wat bleek, het waren er meer dan
het jaar ervoor. De jonge dieren die ik eind mei in de andere bak deed waren
erg mooi en flink groot geworden.
Ook deze vissen deed ik weer binnen in mijn aquarium en de oudere dieren
gingen meteen over tot werpen. Ik heb er inmiddels genoeg en heb er
al vele in de vereniging en vriendenkring weggegeven.
Kortom de Xiphophorus nezahuacoyotl is echt een vis voor zomers buiten
en in de winter binnen. Je krijgt hier meer jongen van en ze worden sterker
en groter dan binnen.
Hopelijk heb ik u genoeg geïnformeerd zodat u misschien ook uw vissen
eens naar buiten doet en op die manier durft te kweken.

Geschreven door Leo van der Meer.