Guppen zijn eilevendbarend en hebben een inwendige bevruchting. De mannetjes brengen met behulp van hun tot geslachtsorgaan (gonopodium) omgevormde aarsvin spermapakketjes in de geslachtsopening van de vrouwtjes. Deze zijn in staat om de spermapakketjes op te slaan en daardoor een groot aantal worpen van één bevruchting te krijgen. De mannetjes hebben twee verschillende voortplantingsstrategieën:
Met een balts, waarbij de mannetjes met gespreide vinnen voor het vrouwtje langs zwemmen en haar proberen over te halen te paren. Als ze ingaat op zijn liefdesspel, zal ze meewerken aan de paring en in een cirkeltje rondzwemmen waarbij de geslachtsopening zichtbaar is.
Als deze aanpak niet succesvol is heeft het mannetje de mogelijkheid om via een stiekeme paring te proberen om het vrouwtje te bevruchten. Hierbij benadert hij haar van achteren en probeert om het gonopodium in de geslachtsopening van het vrouwtje brengen om de spermapakketjes over te brengen. In dit geval vindt de paring dus plaats zonder medewerking van het vrouwtje.
Bij de gup kunnen de mannetjes van beide strategieën gebruik maken. De mate waarin voor een bepaald gedrag wordt gekozen, hangt sterk af van een aantal factoren. Het aantal stiekeme paringen worden onder meer beïnvloed door de vrouwelijke ontvankelijkheid, veel predatoren, stroming en het aantal mannetjes.
De vrouwtjes zijn alleen ontvankelijk voor de balts van de mannetjes als ze nog niet eerder bevrucht zijn of in de eerste 36 uur na de geboorte van de jongen. Tijdens de overige 24 tot 28 dagen van de voortplantingscyclus zijn de vrouwtjes niet ontvankelijk voor mannelijk initiatief en werken niet mee met de paring. Een mannetje kan een vrouwtje dan alleen door middel van een stiekeme paring bevruchten. Dit doen mannetjes in sommige populaties zeer intensief en het komt voor dat vrouwtjes elke minuut op deze wijze door een mannetje worden benaderd.
Rond 1950 was het beeld ontstaan dat stiekeme paringen nauwelijks tot bevruchting van de vrouwtjes leiden. Er is niet veel onderzoek naar dit gedrag gedaan. Aan het einde van de vorige eeuw zijn er enkele onderzoeken geweest die duidelijk maakte dat, hoewel de hoeveelheid sperma die wordt overgebracht bij normale paringen groter is, er toch veel sperma door middel van stiekeme paringen wordt geïnsemineerd. Met in het achterhoofd het grote aantal stiekeme paringen onderzochten Matthews en Magurran of de stiekeme paring in het wild een effectieve manier om niet ontvankelijke vrouwtjes te bevruchten en hoeveel vrouwtjes op deze manier bevrucht worden.
Voor dit onderzoek werden 250 vrouwtjes uit het Caroni-stroomgebied in Trinidad verzameld. Nadat deze vrouwtjes gedood waren, werden ze binnen 12 uur gecontroleerd op de aanwezigheid van sperma en werd nagegaan in welke ontwikkelingsfase zich eventuele jongen bevonden. Eerder onderzoek in het laboratorium had aangetoond dat sperma tot 8 dagen na de bevruchting kan worden achterhaald in het oviduct van de vrouwtjes. Zoals bekend kunnen gupvrouwtjes ook sperma opslaan, dit gebeurt echter niet in het oviduct. De hier gebruikte methode biedt niet de mogelijkheid om opgeslagen sperma te herkennen. Aangezien guppen geen superfoetatie hebben, is de ontwikkeling van alle jongen gelijk. Afhankelijk van de ontwikkeling van de embryo’s werden de vrouwtjes in groep 1 tot en met 4 geplaatst, waarbij groep 4 het verst ontwikkeld was.
Van de groepen in ontwikkelingsstadium 1 en 2 werd bij 15% van de vrouwtjes sperma gevonden. De aanwezigheid van dit sperma hoeft niet door stiekeme paring te worden overgebracht, zoals al eerder is aangegeven. De overige 133 vrouwtjes hadden volgroeide embryo’s. Van de vrouwtjes met jongen in ontwikkelingsfase 3 kon bij 16% sperma worden gevonden en bij de groep in fase 4 was dit 13%. Bij de vrouwtjes in deze groepen was er minimaal een week voorbij gegaan dat ze ontvankelijk waren voor een paring en er kan dus worden aangenomen dat dit sperma is overgebracht door een stiekeme paring.
Hiermee is aangetoond dat door middel van stiekeme paringen bij guppen wel degelijk sperma wordt overgebracht en dat dit niet zo marginaal is, als lange tijd werd aangenomen.
Het onderzoek kon niet aantonen of de aangetroffen sperma van één of meer bevruchtingen afkomstig was of dat het om één mannetje ging. Het is mogelijk dat er bij elk vrouwtjes sprake is geweest van meerdere succesvolle stiekeme paringen.
Ook maken de cijfers duidelijk dat het voor de mannetjes loont om energie te steken in de stiekeme paringen. Er is immers een goede kans om zich voort te planten.
LiteratuurI.M. Matthews & A.E. Magurran (2000) Evidence for sperm transfer during sneaky mating in wild Trinidadian guppies. Journal of Fish Biology (56):
Met een balts, waarbij de mannetjes met gespreide vinnen voor het vrouwtje langs zwemmen en haar proberen over te halen te paren. Als ze ingaat op zijn liefdesspel, zal ze meewerken aan de paring en in een cirkeltje rondzwemmen waarbij de geslachtsopening zichtbaar is.
Als deze aanpak niet succesvol is heeft het mannetje de mogelijkheid om via een stiekeme paring te proberen om het vrouwtje te bevruchten. Hierbij benadert hij haar van achteren en probeert om het gonopodium in de geslachtsopening van het vrouwtje brengen om de spermapakketjes over te brengen. In dit geval vindt de paring dus plaats zonder medewerking van het vrouwtje.
Bij de gup kunnen de mannetjes van beide strategieën gebruik maken. De mate waarin voor een bepaald gedrag wordt gekozen, hangt sterk af van een aantal factoren. Het aantal stiekeme paringen worden onder meer beïnvloed door de vrouwelijke ontvankelijkheid, veel predatoren, stroming en het aantal mannetjes.
De vrouwtjes zijn alleen ontvankelijk voor de balts van de mannetjes als ze nog niet eerder bevrucht zijn of in de eerste 36 uur na de geboorte van de jongen. Tijdens de overige 24 tot 28 dagen van de voortplantingscyclus zijn de vrouwtjes niet ontvankelijk voor mannelijk initiatief en werken niet mee met de paring. Een mannetje kan een vrouwtje dan alleen door middel van een stiekeme paring bevruchten. Dit doen mannetjes in sommige populaties zeer intensief en het komt voor dat vrouwtjes elke minuut op deze wijze door een mannetje worden benaderd.
Rond 1950 was het beeld ontstaan dat stiekeme paringen nauwelijks tot bevruchting van de vrouwtjes leiden. Er is niet veel onderzoek naar dit gedrag gedaan. Aan het einde van de vorige eeuw zijn er enkele onderzoeken geweest die duidelijk maakte dat, hoewel de hoeveelheid sperma die wordt overgebracht bij normale paringen groter is, er toch veel sperma door middel van stiekeme paringen wordt geïnsemineerd. Met in het achterhoofd het grote aantal stiekeme paringen onderzochten Matthews en Magurran of de stiekeme paring in het wild een effectieve manier om niet ontvankelijke vrouwtjes te bevruchten en hoeveel vrouwtjes op deze manier bevrucht worden.
Voor dit onderzoek werden 250 vrouwtjes uit het Caroni-stroomgebied in Trinidad verzameld. Nadat deze vrouwtjes gedood waren, werden ze binnen 12 uur gecontroleerd op de aanwezigheid van sperma en werd nagegaan in welke ontwikkelingsfase zich eventuele jongen bevonden. Eerder onderzoek in het laboratorium had aangetoond dat sperma tot 8 dagen na de bevruchting kan worden achterhaald in het oviduct van de vrouwtjes. Zoals bekend kunnen gupvrouwtjes ook sperma opslaan, dit gebeurt echter niet in het oviduct. De hier gebruikte methode biedt niet de mogelijkheid om opgeslagen sperma te herkennen. Aangezien guppen geen superfoetatie hebben, is de ontwikkeling van alle jongen gelijk. Afhankelijk van de ontwikkeling van de embryo’s werden de vrouwtjes in groep 1 tot en met 4 geplaatst, waarbij groep 4 het verst ontwikkeld was.
Van de groepen in ontwikkelingsstadium 1 en 2 werd bij 15% van de vrouwtjes sperma gevonden. De aanwezigheid van dit sperma hoeft niet door stiekeme paring te worden overgebracht, zoals al eerder is aangegeven. De overige 133 vrouwtjes hadden volgroeide embryo’s. Van de vrouwtjes met jongen in ontwikkelingsfase 3 kon bij 16% sperma worden gevonden en bij de groep in fase 4 was dit 13%. Bij de vrouwtjes in deze groepen was er minimaal een week voorbij gegaan dat ze ontvankelijk waren voor een paring en er kan dus worden aangenomen dat dit sperma is overgebracht door een stiekeme paring.
Hiermee is aangetoond dat door middel van stiekeme paringen bij guppen wel degelijk sperma wordt overgebracht en dat dit niet zo marginaal is, als lange tijd werd aangenomen.
Het onderzoek kon niet aantonen of de aangetroffen sperma van één of meer bevruchtingen afkomstig was of dat het om één mannetje ging. Het is mogelijk dat er bij elk vrouwtjes sprake is geweest van meerdere succesvolle stiekeme paringen.
Ook maken de cijfers duidelijk dat het voor de mannetjes loont om energie te steken in de stiekeme paringen. Er is immers een goede kans om zich voort te planten.
LiteratuurI.M. Matthews & A.E. Magurran (2000) Evidence for sperm transfer during sneaky mating in wild Trinidadian guppies. Journal of Fish Biology (56):
Geen opmerkingen:
Een reactie posten