Gambusia sexradiata Hubbs, 1936 \
Synoniemen:
Gambusia nicaraguensis sexradiata Hubbs, 1936
Beschrijving:
C.L. Hubbs (1936): Fishes of the Yucatan Peninsula. Publications of the Carnegie Institute, Washington (457): 157-287.
Naamgeving:
Gambusia = Straattaal van Cuba, Gambusinos, dat “niets” betekent; volgens Poey (beschrijver van het genus), betekent het gezegde “fishing for Gambusinos” dat men niets gevangen heeft.
sexradiata = uit het Latijn, met zes stralen. Dit verwijst naar aantal vinstralen in de rugvin.
Verspreiding:
De soort komt voor langs de kust van de Mexicaanse staten Veracruz en Campeche vanaf de monding van de Río Cazones. Meer landinwaarts komt de soort voor in de Mexicaanse staten Oaxaca en Chiapas. Het gebied via het schiereiland Yucatan en Quintana Roo tot aan het noorden en midden van het buurland Belize. De soort is ook in het Río Usumacinta stroomgebied en in meren in het Péten gebied in Guatemala aanwezig (Greenfield & Thomerson, 1997, Miller 2005, Van de Sande, 1987). De soort leeft in niet snelstromend water in de buurt van de oever tussen de planten. Gambusia sexradiata zwemt vaak in een school vlak onder het wateroppervlakte.
In het grote verspreidingsgebied komt G. sexradiata samen met vele andere vissoorten voor. Op de locatie Puente Felipe Angeles in de Mexicaanse staat Tabasco leeft zij bijvoorbeeld samen met Poecilia kykesis, P. mexicana, Belonesox belizanus, Astyanax cf aeneus, Atherinella sp. en cichliden. In dit water groeien fraaie waterlelies en andere waterplanten. De scholen G. sexradiata vallen in het kraakheldere water meteen op door hun fraaie blauwe glans (De Jong, 2010).
Vooral in zuidelijk Yucatan en in Belize komt de soort vaak samen met G. yucatana voor. In noordelijk Belize leeft G. sexradiata in meertjes en poeltjes waar begroeiing aanwezig is, terwijl G. yucatana leeft op plaatsen waar vegetatie ontbreekt. In de gevallen waarbij ze allebei op dezelfde plek worden aangetroffen, eet G. yucatana voornamelijk met voedsel van het wateroppervlak dat op enkele meters van de oever. G. sexradiata heeft een voorkeur voor voedsel op de bodem en op de planten (Greenfield et al 1983).
Carter (1981) stelt vast dat G. yucatana een veel grotere zouttolerantie heeft en daarom veel meer dan G. sexradiata in de buurt van de kust wordt aangetroffen. Op plaatsen in Belize waar de zee veel invloed heeft, komt G. sexradiata nauwelijks voor. G. yucatana is in de kustgebieden de meest voorkomende soort. Volgens Miller (2005) komt G. sexradiata in Mexico wel in brak water voor.
Uiterlijk:
Het lichaam van zowel de mannetjes als de vrouwtjes is zilvergrijs met een blauwe glans. Door het oog loopt een duidelijk zichtbare donkere streep. Zowel in de rug- als de staartvin bevinden zich rijen zwarte vlekken. Op de bovenkant van het lichaam bevinden zich enkele rijen zwarte stippen. De soort heeft een bovenstaande bek. Het lichaam van het vrouwtje is hoger dan dat van de slankere mannetjes. In verhouding tot het lichaam heeft het vrouwtje een lange aarsvin. Bij de mannetjes vormt deze vin het gonopodium, waarvan de onderkant zwart gestreept is. Kenmerkend is het feit dat het gonopodium in een hoek van 60° ten opzicht van het lichaam staat en niet tegen het lichaam wordt aangehouden. Hiermee verschilt G. sexradiata van de meeste andere levendbarende tandkarpers.
Greenfield et al (1982) spreken van een noordelijke en een zuidelijke populatie van G. sexradiata. De zuidelijke populatie leeft in zuid Belize, zuid Guatemala en Chiapas en Tabasco in Mexico. De noordelijke populatie komt voor in noord Belize, noord Guatemala en Quintana Roo (Mexico). Er is een statistisch aantoonbaar verschil tussen het aantal rugvinstralen van de noordelijke en de zuidelijke populaties. De noordelijke populaties hebben er meestal 8. Bij de zuidelijke komen 7 vinstralen het meeste voor. De zuidelijke populaties onderscheiden zich ook van hun noordelijke soortgenoten door de punten op de rugzijde. Ze hebben minder punten en deze zijn groter en liggen in duidelijke rijen op het lichaam. Verder is de staartwortel bij deze soorten breder, waardoor de zuidelijke populaties een meer gedrongen lichaamsbouw hebben.
Deze verschillen zijn mogelijk ontstaan ten tijde van het Plioceen (5,3 tot 2,5 miljoen jaar geleden) toen delen van het gebied zich onder zeewaterniveau bevonden. Hierdoor zijn de populaties afgesplitst en zijn de verschillen in de loop der jaren ontstaan. Nadat het gehele gebied weer land was en er dus zoetwater aanwezig was, konden de twee groepen zich weer verder verspreiden (Greenfield et al 1982).
Grootte:
De mannetjes tot 3 cm en de vrouwtjes tot maximaal 5 centimeter.
Verzorging en kweek:
G. sexradiata is een actieve aquariumbewoner die zich voornamelijk in een school in de buurt van het wateroppervlakte ophoudt. De soort is erg levendig en bijna continue in beweging. De vrouwtjes trekken zich af en toe terug tussen de planten, maar de mannetjes lijken onvermoeibaar. De meeste tijd doen ze pogingen om de vrouwtjes te bevruchten. Als ze hier niet mee bezig zijn, steken ze hun energie in het verjagen van een mannelijke concurrent. Bij het achter elkaar aanjagen beschadigen de vissen elkaar niet. Ook andere aquariumbewoners ondervinden niet veel last van deze Gambusia’s. Ze vormen prima gezelschap voor andere vissen met niet te lange vinnen. Van een triangelgup die ik samenhield met G. sexradiata raakten de vinnen wel beschadigd. Vissen als zwaarddragers (Xiphophorus helleri), die in de middelste waterlagen ophouden combineren goed. Ook andere liefhebbers (Lambert, Griffiths, 1997) hebben de ervaring dat samenhouden met andere vissen geen probleem is.
In het natuurlijke leefgebied van de soort is er meestal sprake van een hoge watertemperatuur. Mijn ervaring is dat in het aquarium een temperatuur van rond de 24°C voldoende is en dat een lagere temperatuur voor een kortere periode wordt doorstaan. Aan het water worden geen bijzondere eisen gesteld, maar regelmatig een deel van het water verversen komt ook deze soort ten goede.
De bovenstaande bek zorgt er voor dat de vissen veel voer van het wateroppervlak eten. Het zijn geen voedselspecialisten en alle soorten voer worden goed gegeten. Ook voer dat op de bodem is gevallen wordt gegeten. Droogvoer vormt een goede basis, maar een aanvulling in de vorm van levend- of diepvriesvoer mag niet ontbreken.
De kweek is niet lastig. Mijn ervaring is dat het noodzakelijk is om de vrouwtjes apart te zetten, omdat anders alle jongen worden opgegeten. Volgens sommige auteurs moet het mogelijk zijn om in een aquarium met voldoende schuilplaatsen jongen over te houden (Lambert, Griffiths 1997). Het vrouwtje heeft vlak voor de geboorte van de jongen een dikkere buik en kan op dat moment in een apart bakje met daarin veel planten worden geplaatst. Nadat de jongen zijn geboren kan het vrouwtje weer bij de groep worden geplaatst. De jongen zijn eenvoudig op te kweken en zijn net als de ouders geen voedselspecialisten. Na ongeveer vijf maanden zijn de jongen geslachtsrijp.
Literatuur:
H.J. Carter (1981). Aspects of physiological ecology of species of Gambusia from Belize, Central America. Copeia (3): 694-700.
D.W. Greenfield, T.A. Greenfield & S.L. Brinton (1983). Spatial and trophic interactions between Gambusia sexradiata and Gambusia puncticulata yucatana (Pisces: Poeciliidae) in Belize, Central America. Copeia (3): 598-607.
D.W. greenfield, T.A. greenfield & D.M. Wildrick (1982). The taxonomy and distribution of the species of Gambusia (Pisces: Poeciliidae) in Belize, Central America. Copeia (1): 128-147.
D.W. Greenfield & J.E. Thomerson (1997) Fishes of the continental waters of Belize. University Press of Florida – Gainesville.
J. Griffiths (1997): Gambusia sexradiata. Livebearers (149): 13-13
K de Jong (2010). Mexico 2009. Poecilia Nieuws (1): 19-29
D. Lambert. Gambusia sexradiata Hubbs, 1936. Viviparous (22)
R.R. Miller (2005). Freshwater fishes of México. The University of Chicage Press – Chicago and London.
C. van de Sande (1987): Een verzamelreis naar Guatemala II. Poecilia Nieuws (3): 46-48
U. Werner (1996): Gambusia sexradiata Ein Lebendgebärender mit "Sichelkiel". Das Aquarium (7): 10-11
Tekst: Kees de Jong
Foto’s: Leo van der Meer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten